Een demon hamert spijkers in mijn kop
en duivels steken naalden in mijn ogen.
Twee heksen duwen zonder mededogen
mijn zere hoofd vervolgens in een strop.
Tenslotte geeft een reus de stoel een schop
en hang ik in de middagzon te drogen.
Terwijl mijn laatste zucht wordt weggezogen
hoor ik ineens een stem die zegt: ‘Kom op,
je bent al bijna thuis, dan heb je rust.'
‘De hemel!' denk ik en begin te gillen:
‘Maar God, ik sterf nog van de levenslust,
die is nog in geen honderd jaar te stillen!'
En dan die stem weer, die gelaten sust:
‘Dat krijg je nou van die verdomde pillen.'
__________________
Conjo ronjo, de ene conjo is de ander zijn ronjo. HOER!
|