In de kielzog van oneindigheid:
Tussen jouw ogen,
ben ik bedolven.
Grensloos blauw dat dieper staart:
Schip klievend de golven
van mijn wispelturigheid.
Landschap of stilleven:
Bekoren-bloem zonder aarde,
water bekkenloos.
Als gerst op de velden tijdens de oogsttijd,
halmen buigend op de wind,
zomerzon binnen geboren,
zomerzon heimlijk bemind.
Aardbeivelden overladen:
Rijp, rond, rood,
klaar voor de pluk.
Dus plaats ik mijn lippen:
Zomerzoet ongesuikerd.
Zonder twijfel toegehapt.
Zomerzon binnen geboren.
Zomerzon heimlijk bemind.
__________________
Conjo ronjo, de ene conjo is de ander zijn ronjo. HOER!
|