ik zat te denken aan zoiets:
Een angstaanjagende leegte vult mijn hoofd nu je mij verlaten hebt. De doodsteek kwam even na twaalf uur en zonder te huilen, zonder ook maar één enkele bedroefde blik gaf ik je mijn laatste omhelzing. Nu zit ik hier, huilend in een hoekje. Terugdenkend aan onze tijd samen, voor zover ik kan denken.
Ik gaf je nog een steen, iets wat blijvend is, iets wat mijn liefde voor jou uit moest dragen. Een mooie gepolijste steen, rood met lichte oranje banen. Je nam hem zwijgend aan en zult hem wel goed bewaren. Nu een week geleden stond ik daar met jou, op het fietspad. Terwijl van alle kanten fietsen en auto’s ons passeerden bleven we staan. Als versteent. Ik ben bang om lief te hebben, want ik mag je niet meer liefhebben, ik mag je niet meer in mijn armen sluiten, je troosten en je mooie sprankelende ogen zien als je gelukkig bent. In één klap lig ik buitenspel, ook al betekende ik veel voor je.
Aan de lantaarnpalen buiten hangen speakers die nu al enkele minuten The Doors over de straten laten schallen. “This is the end, my only friend, the end.” Tranen vullen mijn oogkassen en langzaam stromen ze tot onder aan mijn kin. Ik ben bang om alleen te zijn, zonder jou als bescherming.
“Ik wil van je houden, maar iets houdt me tegen!” Schreeuwde je zonder me aan te kijken. We zaten op een trapje in een druilerig Krakow. Mensen passeerden ons op dezelfde manier als op die dag dat je het uitmaakte, even gehaast en geïrriteerd.
- ”Doorbreek dat iets dan, vecht voor jezelf, vecht voor ons!”
“Ik weet het allemaal niet meer, ik ben zo bang dat ik de verkeerde keuzes maak!”
- “Die maak je niet zolang je jezelf door liefde laat leiden!”
Je drukte een zoen op mijn wang terwijl je je eigen tranen snel weg probeert te vegen. Even was alles weer goed.
Krakow is nu drie maanden geleden. In de tussenliggende tijd ging alles prima, zonder problemen. Misschien wilde we de problemen wel niet zien. Misschien waren we wel bang dat als we onszelf over zouden geven aan problemen dat we alleen maar dieper en dieper weg zouden zakken in een nog zwarter gat.
Ik ben jou en mezelf kwijt in een liefde die niet overgaat.
Je zei tegen mij dat het bij jou ook pijn deed, dat jij het ook erg vond dat je moest gaan. Er zou geen andere oplossing zijn, acceptatie was mijn enige keuze, maar mijn hart wil nog vechten. Het liefst wil ik schreeuwen, schreeuwen tegen de mensen dat ik van je houd, dat ik je lief wil hebben, dat ik je wil bedelven onder zoenen. Wat heb ik misdaan? Je twijfelde aan mijn levensstijl, aan mijn kijk op het leven; onbezonnen, anders. Leven met iemand die meer van het leven houd dan van zichzelf bleek voor jou te moeilijk.
Wat ik moet doen nu weet ik niet. Ik kan niets, alleen maar huilen en slapen, alleen maar denken aan jou. Aan ons. Hoe het was en hoe het nooit meer zal zijn. Pijn, pure pijn. In mijn hoofd, hart, overal. Je adem in mijn nek, je vrouwelijke handen; ik mis het zo, maar kan ik het wel missen?
|