ga de volgende stappen af:
- wat is het onderwerp?
- welk werkwoord hoort bij dit onderwerp? (= persoonsvorm)
- is het werkwoord waar je over twijfelt de persoonsvorm? Neem dan stam (hele werkwoord, maar dan zonder 'en' op het eind) en zet er een 't' achter.
- is het werkwoord waar je over twijfelt niet de persoonsvorm? Maak het dan langer en luister of je een 'd' of een 't' hoort. Kan je het niet horen, gebruik dan 't kofschip: zit de laatste letter van de stam in ' 't kofschip ', dan moet d'r een 't' achter. Zo niet, dan moet d'r een 'd' achter.
Voorbeeld:
Dat betekend/betekent dus dat we meegaan.
- Wat is het onderwerp: Dat.
- Welk werkwoord hoort bij het onderwerp: betekend/betekent.
- Is dat dus de persoonsvorm: ja.
hele werkwoord = betekenen
stam = beteken
stam + t = betekent
Dat betekent dus dat we meegaan.
__________________
Ik ga links want ik moet rechts. En we gaan nog niet naar huis.
|