Voor school geschreven, vond het stiekem best goed
Het Huis der Geesten,
Razendsnel schoot het meisje weg achter een paar struiken en bleef minutenlang onzichtbaar. Ze had iemand gehoord, ze wist het zeker: ze was niet alleen.
‘Waarom heb ik die stomme weddenschap dan ook aangenomen’ dacht Maïsha,
‘dit bos is hartstikke eng’. Ze gluurde voorzichtig om een struik heen, het bospad was verlaten. De volle maan scheen door de dennenbomen een spookachtig licht op het pad. Voorzichtig stond Maïsha op en liep een stukje verder het bos in. Daar was het weer! Geritsel! Het kón gewoon geen dier zijn, daarvoor klonk het veel te hard. Maïsha stond doodstil, door de wind wapperden haar lange blonde haren in haar gezicht. Het was weer stil. Ze sloop een stukje verder. Ineens hoorde ze iets, waren het deuren die klapperden? Voorzichtig liep ze in de richting van het geluid. Op een open plek staat ze stil, verbaasd dat er een huis staat. “midden in het bos..een huis? Wat vreemd..” fluistert ze.
Midden op de open plek staat een oud, vervallen huis. De luiken hangen scheef en klapperen in de wind, de ramen zijn met houten planken dichtgetimmerd, de deur is oud en rot en er vallen gaten in de muren en het dak. ‘wow’ zegt Maïsha zachtjes ‘1 nacht in het bos, zonder er gillend uit te rennen..’ Even dacht ze dat ze wat hoorde, maar het leek verbeelding te zijn ‘..En ik vind een huis, oud en vervallen, maar het is er vast wel droog’
Plotseling schiet er iets vlak voor haar langs. Maïsha gilt verschrikt en rent naar het huis. Bij de deur draait ze zich om, en kijkt zoekend om zich heen. Een geestachtig figuur staat bij een boom naar haar te gluren. Doodsbang stapt Maïsha het huis in en knalt de deur dicht.
Maïsha draait zich om, ze staat in een keuken. Een deur scheidt de keuken en de huiskamer, voor haar is een gang met een trap naar boven. Aarzelend loopt Maïsha de huiskamer in. Voor haar staat een scheefgezakte eettafel, met daaromheen een paar halfrotte stoelen. Verderop staat een donkerrode bank met gaten. Maïsha loopt terug naar de keuken en inspecteert de inhoud van de keukenkastjes. Ineens staat de geest aan de deur te sjorren, als hij hem niet open krijgt stapt hij dwars door de deur naar binnen. Gillend van schrik en afschuw rent Maïsha door de gang de trap op naar boven, daar komt ze op een overloop, snel besluit ze tot de zolder te rennen. Als ze boven is ziet ze een rommelige zolder. ‘hier kan ik me wel verstoppen’ denkt Maïsha snel, ze duikt achter een paar dozen en gooit een paar dekens over zich heen. Door de dekens heen ziet Maïsha nog schemerig de zolder, ze ziet hoe de geest de kamer inkomt, kwaad rondkijkt, en weer vertrekt. Maïsha gooit de dekens van zich af en loopt naar de trap, maar ze ziet niet dat daar een houtspaander uitsteekt. Als ze naar beneden loopt en in de houtspaander gaat staan, gilt ze van pijn. Hij heeft haar voet gespietst. Snel strompelt ze naar beneden en verstopt zich achter een kast. Een kwartier later durft Maïsha tevoorschijn te komen. De geest lijkt verdwenen te zijn. Voorzichtig staat ze op, zoekend naar een manier waarop ze nog kan staan. Hinkend loopt ze naar beneden, rechtstreeks naar de keuken, naar HUIS! De keuken is echter totaal veranderd, messen staan rechtop op de grond en de deur klappert zo snel dat ze niet weg kan. Ze draait zich om, denkend wat ze zal doen. Plotseling staat de geest voor haar! Ze probeert weg te rennen, maar ze struikelt en valt op de grond. De geest lacht en verdwijnt. Maïsha is in de messen gevallen. Dood. Voor eeuwig gevangen in Het Huis der Geesten.