Het is winter. Koud en er ligt sneeuw op de straten. Op de vijver in het park ligt ijs. Kinderen spelen en vaders en moeders lachen en zwieren over de vijver heen. Er klinkt muziek, lampjes branden en de geur van warme chocolademelk verspreidt zich over het park. Kleine sneeuwvlokjes dwarrelen naar beneden en vinden hun plaatsje op de grond, tussen de natte boombladeren, die er al twee maanden liggen. De sneeuw is allang weg, gebruikt voor de sneeuwpoppen en sneeuwballen, die over en weer vliegen. Een jongen zeept een meisje in met sneeuw, het meisje gilt. Ze hebben plezier.
Ik zit op een bankje. Mijn schaatsen staan voor me op de koude grond. Ik heb het koud, ook al heb ik twee truien en een dikke jas aan. De temperatuur zit onder nul graden. Ik verzamel moed om te gaan schaatsen. Ik ben bang voor het ijs. Het is te glad en het kan breken. Het water eronder is zwart, diep en zo koud dat het voelt alsof er allemaal spelden in mijn lijf zitten. Ik voel het al en ik zucht. Mijn adem vormt een wolkje in de lucht. Ik kijk het na, totdat het is verdwenen.
Het meisje heeft nu de jongen in de sneeuw geduwd. Ik zie ze lachen. Ouders trekken hun kinderen in een slee, of ze schaatsen met ze. Kleine meisjes vallen, maar staan lachend weer op.
Ik neem een beslissing. Als zij kunnen schaatsen, kan ik het ook! En ik trek mijn witte kunstschaatsen aan en met wankele stappen loop ik naar de rand van de vijver. Ik zet mijn ene voet op het ijs. Glad. Maar ik geef niet op en zet mijn andere voet ook op het ijs. Even verlies ik bijna mijn evenwicht. Toch blijf ik staan. Met kleine stappen beweeg ik me voort en langzaam durf ik een beetje te schaatsen. Maar wel voorzichtig.
Ik ga harder en harder. Steeds sneller. Ik heb het niet koud meer, mijn wangen zijn rood van de spanning. Ik neem bochten, draai rond en word overmoedig. Met mijn ogen dicht kan ik ook schaatsen. Ik heb plezier.
Totdat het water mij grijpt. Ik val in het donkere en diepe gat en ik raak in mijn paniek. Het water is net ijs en het doet me erg pijn. Mense gillen en ik zie dat ze op me af komen. Ik sluit mijn ogen. De geluiden van buitenaf dringen niet meer tot me door.
Zie je wel, denk ik, ik kan geen plezier hebben. Iedereen kan het, behalve ik. Ik ben het gewoon niet waard.
__________________
Hm... Larstig... ;)
|