Hell its gonna be alright
De donkere steeg waar hij al jaren in woonden was hem zo bekend als de binnenkant van zijn handen. Handen waar hij hele dagen naar kan staren, verdwaalt, vragend maar vooral verwondert. Eigenlijk ksn je hem geen zwerver noemen, hij is meer een kluizenaar in het midden van de stad, in een steeg. Alleen in de winter en bij hevige regen slaapt de man bij de lokale opvang. Overdag zit hij echter starend, biddend en twijfelend voor zijn steeg, wachtend tot zijn eten wordt gebracht. Elke dag om precies 6uur is ze daar, het oude mevrouwtje van om de hoek, met elke keer een thuisgekookte maaltijd en wat warme koffie. Even wisselen ze dan wat vriendelijke woorden. Een bezorgde vraag, een vriendelijk brommend antwoord gemoffeld door een zwarte bijgeknipte baard. En beide gaan hun weg. Gulzig heeft deze man nog nooit gegeten, elke keer weer kauwt hij rustig en verwachtingsvol. Daarna drinkt hij in stilte zijn zwarte koffie en verkeert dan opnieuw steeds meer in een staat van verwondering. Waarom komt ze elke dag terug? Hoe kon men zijn bestaan rechtvaardigen als hij dat zelf niet eens kan? Hij de zwerver, het uitschot van de maatschappij. De Luiwammes die niet eens voor zijn eten wil werken. De arme sloeber. De Afhankelijke. Alle benamingen heeft hij een keer gehoord, maar hij blijft toch het meest verwonderd over degene die hun leven weiden aan het helpen van mensen, mensen als hem. Zo zit hij daar dan alleen en beschaamd. Niet sterk genoeg om te kiezen. Die benaming vond hij nog het beste. Dat was hij precies; niet sterk genoeg om te kiezen; misschien. In iedere geval te zwak om die keus lang trouw te blijven. Want twijfel heeft keer op keer zijn pad verhuld. Hoe kon hij zich ook ontvechten aan zijn huidige positie als hij zichzelf niet eens kon overtuigen van zijn nut. Ook had hij in al die jaren nergens ook maar een greintje wil om de mensheid te dienen gevoeld. Nooit had hij groter leed gezien dan hij “van horen zeggen” zelf zou ervaren. Voor hem was er niks anders dan verwondering en twijfel. Zoveel verschillende manieren van bestaan had hij aanschouwd. Zoveel overtuigende mensen hadden het tegenovergestelde beweerd, zoveel dat hij helemaal niets meer geloofde. Zijn geloof was weg, er eigenlijk nooit geweest. “We weten niks” was de gedachte die jarenlang elk gevoel verstomde. Verdwaast, verdwaalt, verloren woont hij daar. In een wereld waar iedereen liegt maar vaak denkt dat hij de waarheid spreekt. Daar op het randje van de afgrond. Een afgrond die zijn geest evengoed kan verheven als vernietigen.
__________________
Een appel is geen peer.
Laatst gewijzigd op 31-12-2003 om 14:22.
|