Ze ging overeind zitten om te kijken waar ze was, maar toen ze haar ogen opendeed was alles een grote waas. Het duizelde haar. Haar oren suisden en het leek alsof haar hoofd op het punt stond te ontploffen.
Maar na een paar minuten keerde de kamer weer in zijn oorspronkelijk vorm terug en kon ze om zich heen kijken. Ze voelde zich vreemd licht in haar hoofd, alsof ze… niet helemaal aanwezig was of zoiets. Alsof ze nog sliep.
Vanaf het andere bed zat een meisje naar haar te kijken. “Ben je wakker?” vroeg ze vriendelijk. “Ik ben Miranda. En jij?”
Miranda’s vraag bracht haar volkomen in de war. Een raar gevoel, vond ze. Ze was het niet gewend.
Wie ben ik? Wat doe ik hier? Hoe heet ik? Allemaal vragen die door haar hoofd schoten binnen een fractie van een seconde. “Dat weet ik niet,” zei ze.
Miranda lachte. “Tuurlijk weet je dat wel.”
Ze dacht eens diep na. “Echt niet.”
Op dat moment kwam een dokter binnen die recht op haar afliep. “Goedemorgen Miranda, goedemorgen Eva!”
“Dat ben jij,” zei Miranda. “Dokter, ze weet niet hoe ze heet!”
De dokter fronste zijn wenkbrauwen. “Echt niet?”
Ze schudde haar hoofd.
“Weet je wie je ouders zijn?”
Weer moest ze haar hoofd schudden.
“Je familie, je vrienden, iets?”
“Nee.” Haar stem klonk verdrietig. “Hoe heet ik?”
“Eva... zoals ik al zei. Hoe lang ben je al wakker?”
“Net een paar minuten,” zei ze. “Eva… en verder?”
“Eva Rademakers.”
Eva Rademakers. In haar hoofd schreef ze het op. Niet vergeten, Eva, niet vergeten.
Ze draaide zich om naar Miranda. “Ik ben Eva… Aangenaam.”
De dokter was naast haar gaan zitten haalde wat uit een kastje naast haar bed. “Komt dit je bekend voor?” vroeg hij.
Eva bekeek het kettinkje. Het was hartvormig, met een naam erin. “Leanna… Nee, helemaal niet. Wie is Leanna?”
“Als ik goed ben geďnformeerd is dat je beste vriendin… Ze is onlangs overleden.”
“Echt?” vroeg Eva. “Waaraan?”
“Aan hetzelfde ongeluk waar jij ook gewond bent geraakt.”
“Ben ik gewond geraakt?”
“Ja, en flink ook!” zei Miranda. “Je bent drie dagen buiten westen geweest.”
Eva kon het allemaal niet zo snel bijbenen. Haar oren hoorden het wel, maar haar hersens hadden moeite om het allemaal te plaatsen. “Wacht… Dus ik… Ik had dood kunnen zijn?”
De dokter knikte.
Eva haalde diep adem. “Oh. Dit is een ziekenhuis?”
“Ja en nee.” De dokter glimlachte. “Dit is de ziekenafdeling van de Apollo-kliniek.”
“En?”
“De Apollo-kliniek is een afkickkliniek voor jonge drugsverslaafden en criminelen.”
“Wát?”
Miranda zuchtte. “Jij bent een drugsverslaafde. Geweest althans.”
“Ja, hoor, dat heb ik weer!” riep Eva boos uit. Toen betrok haar gezicht. “Heb ik geen ouders… of vrienden… of familie?”
De dokter wist duidelijk niet wat hij moest zeggen. “Je.. je moeder is dood, je vader alcoholist en jij hebt sinds je twaalfde in opvangtehuizen gewoond. En gebruikte veel drugs. Tot het verkeerd ging, je een voortdurend stoned was. Op een dag ging je samen met Leanna joyriden en… nou ja, toen kwam dat ongeluk. Leanna overleed en jij werd gered.”
“En meteen in de Apollo gevangenis gezet,” zei Miranda.
“Dit is geen gevangenis, Miranda.”
“Waarom zitten er dan tralies voor de ramen?” vroeg ze verbitterd.
|