31-03-2004, 18:43
|
|
Hoven, Duitsland, 1914.
Het was in een zwoele zomernacht dat de vredige, nachtelijke stilte in het huis van de familie Von Steinbrück opeens wreed verstoord werd door luid gebons op de deur. De één na jongste zoon van het twaalfkoppige gezin, Arnold von Steinbrück, een kleine knul van 10 jaar, schrok meteen wakker uit een droomloze slaap. Hij veerde rechtop, sloop geruisloos uit zijn bed, ging bij het raam staan en gluurde naar buiten. De persoon aan de deur hield een olielamp in zijn linkerhand, waarvan het kaarslicht maar flauwtjes flikkerde. De jonge Arnold kon maar net het gezicht van de persoon uitmaken. Hij herkende het gezicht meteen; het was het gezicht van Ludwig Schovenberg, de neef van zijn zwager Lambert Albach. Lambert was het enige kind van de plaatselijke burgemeester, en verleden herfst getrouwd met Arnolds oudste zuster, Adelheid, die nu 20 jaar was. Zij was na haar trouwen meteen bij Lambert en zijn oude vader ingetrokken, en Ludwig woonde er ook. Hij had als jongen van 8 jaar zijn beide ouders in één klap verloren aan tuberculose, waarna de Albachs hem in huis hadden genomen en hem verder hadden opgevoed. Het was een vrolijke kerel, die Ludwig. Hij was van dezelfde leeftijd als Alda (zo noemden ze Adelheid met z'n allen), breedgeschouderd, sterk, lang, en had verder krullig blond haar en diepblauwe ogen. Alle meisjes in het dorp wilden met 'm trouwen, maar hij had alleen maar oog voor Irmgard, die na Adelheid de tweede oudste zus van Arnold was. Hij had al de hele zomer achter haar aangezeten en haar het hof gemaakt, maar zij hield steeds de boot af. Gelukkig liet Ludwig zich daar niet door ontmoedigen, want die had wel door dat de verlegen Irmgard hem stiekem wel wilde, maar zich niet echt durfde over te geven aan haar gevoelens, en toe te geven aan zijn advances.
Arnold opende het raamkozijn zachtjes, en zei met gedempte stem Ludwig's naam, voordat hij weer op de deur ging rammen. De jonge man keek op naar waar de stem vandaan kwam, maar kon niets zien in de duistere nacht. "Arni? Ben jij dat?" fluisterde hij terug. "Ja," bevestigde de jongen, "maar wat doe je hier?" Ludwig lachte breed. "Wat denk je zelf? De kleine is er, natuurlijk!" Meteen besefte Arnold waar hij het over had, en zijn ogen lichtten op in blijdschap. "Echt waar?!" Ludwig knikte. "Het is een jongen, hij zal Kurt heten. Hij is net een uur geleden geboren, om kwart over twee." Arnold vond het prachtig; hij was nu tenslotte voor de eerste keer oom geworden. "Geweldig!" zei hij, waarop Ludwig glimlachte om de manier waarop hij dat zei. "Wil jij je ouders wakker maken en ze het blijde nieuws vertellen? Zeg dan ook meteen even dat Kurt 's morgens meteen gedoopt wordt om 9 uur, zorg dat jullie er dan allemaal zijn!" Arnold knikte. "Ja, dat ga ik meteen doen!" Ludwig knikte. "Goed dan. Tot straks, knul!" zei hij, en verdween toen in het holst van de nacht.
Wat vinden jullie ervan? Is het begin interessant genoeg? Moet ik voor een verhaal dat zich in 1914 afspeelt niet wat deftiger en ouwelijker schrijven? Ik voel ergens namelijk dat ik te modern schrijf om het geloofwaardig te laten klinken...
__________________
"If life is a dream, better you dread the waking." ~ Honeythorn Gump
|