Het begrotings te kort is wat je moet lenen om al je uitgaven te kunnen bekostigen. Dit bedrag leen je dus. Dit snap je??
Omdat er in de uitgaven ook aflossingen zitten daalt de staatschuld, je leent bij wat je tekort komt, maar omdat de staatsschuld ook wat afneemt stijgt je staatsschuld niet met het bedrag van het begrotingstekort, maar dit bedrag, de toename, noemt met het financieringstekort.
Voorbeeld:
Uitgaven zijn 200 000
Inkomsten 150 000
Je hebt dus een begrotingstekort van 50 000, staatschuld is 500 000 en wordt dus 550 000, maar omdat er in de uitgave ook nog een aflossing van 20 000 van de staatsschuld zit wordt de staatschuld dus ook 20 000 minder dus wordt uiteindelijk 530 000. De toename is dus 30 000, het financieringstekort!
|