|
John en lammetjes
“Ik kan wel door de grond zakken, zo diep schaamde ik me!” Hoe vaak hoor je mensen dat wel niet zeggen. Die ene scheur in je broek waardoor iedereen van je roze babybilletjes kan genieten. Die ene spreekbeurt waarbij je handen zo zweten, dat je uiteindelijk tot aan je knieën in het zweet staat. Die ene jongen die je eindelijk mee uitvraagt en jij plast in je broek van de zenuwen. Of gewoon met je neef John op een rustig terrasje zitten.
Eens, op een mooie zomerdag nam ik in mijn wanhoop van verveling mijn neef John mee de stad in. Dat wil zeggen: ik nam een paar overheerlijke biertjes en John pakte een paar blauwe plekken, een bloed neus, een hersenschudding en een paar gekneusde ribben. Ik was een tientje kwijt en hij honderd euro en een paar tanden. Kijk, John heeft gewoon wat moeite met het woordje respect en mensen in hun waarde laten, maar voor de rest is het een beste kerel. Maar die twee slechte eigenschappen brengen hem wel eens in de problemen.
Het was al een ramp om een leuk terrasje te vinden die aan meneer zijn hoge eisen voldeed. Bij elk terrasje dat we passeerden had hij wel wat op aan te merken. “Nee, daar zitten allemaal roddelende huisvrouwtjes. Nee, daar zitten allemaal bejaarden die hun kunstgebit in hun bier bewaren. Nee daar zitten allemaal stelletjes te kwijlen.”
Dan maar een afgelegen terrasje aan de rand van de stad. Sinds wij zowat de enigste klanten zijn, valt er niks meer te zeiken. Behalve dan wanneer we wat bier op hebben en we onze ontlasting moeten laten lopen, voordat er een vulkaanuitbarsting in onze broek ontstaat.
Maar dan huppelt er een onschuldig, schattig lammetje in de wei, onbewust van het gevaar dat op de loer ligt. “Wat wenst u?” En meteen tovert ze haar kladblok en pen tevoorschijn en haar uiterst charmante glimlach. Maar dan krijgt John een griezelige uitdrukking op zijn gezicht en antwoord: “Ik wens jou onder het slagroom met aardbeien.” “o meen je dat nou?” vraagt ons lammetjes, “ik wens jou op een eiland met uitgehongerde kanibalen.” “Nee, schat, ze hebben liever zo’n lekker wijffie als jij.” “Ik denk het niet meneer, want kanibalen houden van veel vlees dus hebben ze liever jou. Van jou bierbuik alleen al hebben ze meteen voor een heel jaar genoeg te eten.” John houdt wel van zulke pittige vrouwtjes, dus daar gaat z’n losse handje al richting haar achterwerk. “Ah, je voelt rijp aan schatje.” “Ohja? En hoe voelt dit aan?” Maar voordat ze de kans krijgt om met haar hand uit te wijken, krijgt ze al wat papier geld in haar handen geduwd en loopt ze weer glimlachend weg.
Opeens valt er een schaduw over ons heen. Daar, een reusachtige olifant met een reet van drie meter stond voor onze neus, voor onze heilige zon, voor ons uitzicht op goddelijke, gebruinde lichamen. Ik stelde voor om een tafeltje verderop te gaan zitten, maar johnny schreeuwde al meteen: “Hey, vetzeug! Je reet bederft ons uitzicht, dus wat denk je eraan te doen?” “Dit doe ik eraan”, krijst ze. Maar voordat ze haar 10 kilo zware arm omhoog kon krijgen, had ze al wat papier geld in haar handjes en strompelde weer met een glimlach weg.
Wat lammetjes later, kwam er een serveerster aangehuppeld om te vragen of we nog iets wilden. Tot mijn grote schrik, was het een buitenlands, dus donker getint meisje. Voordat ik m’n mond open kan doen, komt John al met z’n muil. “Ja, ik wil nog wel een zwarte, ik bedoel koffie, geen neger, uhm negerzoen, nee verkopen jullie zeker niet?” Ik trap op z’n poot in de hoop dat hij m’n boodschap om te zwijgen snapt, maar helaas. “Let niet op mijn schoppende vriendin, ze heeft soms last van stuiptrekkingen, heel vervelend, maar goed. Ik wilde nog wel een koffie, zwart graag. En waag het niet om er met je dikke neger lippen aan te zitten, straks is je huidskleur besmettelijk en wordt ik ook zo vies zwart. Niet dat ik racistisch ben of zo, maar …” En zo ratelde hij maar door totdat er opeens een grote boze man voor hem stond. En volgens mij was hij niet gekomen om John zijn koffie te brengen. John wil al snel zijn geld pakken, maar komt er dan tot zijn grote schrik achter dat zijn blut is. “Shitonya? Lieve schat? Kan ik wat geld van je lenen? Ik zit een beetje krap.” Sorry John, ik zit ook al krap bij kas en ik heb zo’n donkerbruin vermoeden dat die man je liever in natura wilt betalen.
Ik ben nu op ziekenbezoek in het ziekenhuis. Daar ligt hij dan, helemaal gemummificeerd. Erger kan het niet worden zou je denken. Maar daar komt opeens een verpleegster binnen met een Duits accent die vraagt of hij nog wil douchen. Helaas zit zijn mond nog niet in het verband. “Nee, ik wil niet naar de gaskamer, ik wil nog niet dood! Blijf uit m’n buurt stomme Mof, ik ben geen Jood!” Zucht…en als het meezit, mag ik hem volgende week komen opzoeken in de gesloten inrichting.
|