Godver. Eigenlijk zou ik om half 11 naar je toe fietsen, maar nu is het al 11 uur 21 en ik ben nog steeds thuis. Ja, ik ben lui, maar daar gaat het niet om.
Ik kan je niet bereiken. Laad je mobiel dan ook op. Zucht, ik wil niet boos zijn op je. Ben ik ook niet. Ben boos op hém. Stomme vaders. Nja, de jouwe is maar stief, maar toch.
Wat zeurt-ie nou, man! Hij zei dat ik hem altijd wakker bel! Jees, dit was de eerste keer dat ik zo vroeg belde en trouwens, hij neemt nooit de telefoon op. Het is een sukkel. Bah.
Je kunt wel merken dat jij niet zijn echte zoon bent.
Ik denk dat jij nou wil dat ik toch naar je toe fiets. Maar nee, ik doe het niet. Ik durf het niet. Dadelijk slaap je nog, of weet ik veel. En dan doet die engerd de deur open. Dan word ik weer op straat gezet en heb ik voor niks een uur gefietst. Dus nee, schatje, sorry. Dadelijk. Als je me belt, dan kom ik wel.
Maar dan moet je wel eerst bellen, hè.
Ooh God, ik zit hier gewoon te janken om die eikel van een stiefvader van je. Dat verdient hij niet eens. Hij moet oprotten met z’n arrogante kale hoofd. Hij mag mijn dierbaarste bezit niet van me afpakken. En daar is-ie wel mee bezig. Eigenlijk al vanaf het begin, maar we laten ons niet kennen.
Hij mag je niet hebben. Je bent al van mij.
Mijnes.
__________________
...amen...
|