De vrouw zit ongeduldig op haar dure, zilveren horloge te tikken. Ze kijkt de lange, brede, sterke man aan. Ze schudt haar hoofd. 'Je bent te laat,' snerpt ze kwaad. De man kijkt beduusd. Zijn vriendelijke bruine ogen zoeken haar grijze. Haar ogen kijken hem woedend aan. De man gaat langzaam op de stoel zitten. 'Heb ik je gezegd dat je mochtr gaan zitten?' De bruine ogen kijken bang. 'Nee..' De vrouw kijkt hem even aan. 'Ga dan staan.' Langzaam spreekt ze de woorden uit. 'J..ja,' zegt de man, zijn stem bibbert. Hij staat vlug op van de stoel. 'Nu heb je de stoel viesgemaakt. Haal onmiddelijk een doekje en maak hem net zo schoon als ie eerst was,' snauwt de vrouw hem af. Langzaam loopt de eerst, sterke, grote, brede man weg, nu hangen zijn schouders omlaag en is hij ineegedoken naar de keuken aan het lopen. 'Vuil rotwijf, dat is ze,' mompelt hij. 'Wat zei je, lieverd?' De stem nam hem gevangen. 'Niets, ik zei niets!' Hij voelt de ogen hem door de muur heen volgen. 'Volgens mij zei je geen niets, je zei vuil rotwijf, over wie heb je het?' De stem klonk vriendelijk, iets te vriendelijk. 'Over.. Carla, ja, over Carla.' De vrouw bedenkt iets.'Ik vond Carla altijd zo'n lieve meid, jij niet?' 'Jawel, natuurlijk, maar ik zei Gerla, weet u nog? Gerla.' De man kijkt over zijn schouder heen. Hij ziet de benen van de vrouw uit de tafel steken. 'Neem je ook even wat wijn voor me mee, lieverd?' De man glimlacht. 'Ja, natuurlijk, natuurlijk doe ik dat! Ik schenk hem wel even in, maar dan ga ik eerst mijn handen wassen.' De vrouw knikt goedkeurend. De man pakt de fles wijn en schenkt de glazen vol. Hij tast met zijn hand in zijn zak en voelt een flesje. Hij giet hem voor de helft in een glas. De vrouw merkt het. 'Wat is dat, jongen?' De man bedenkt iets. 'Rum, dat vond u vroeger altijd zo lekker in de wijn! En wat maakt een avondje nou uit, iets meer of minder.' De vrouw giechelt. 'Vooruit, grote jongen!' De man loopt de kamer weer in en veegt de stoel af. 'Ga nu maar zitten,' zegt de vrouw. De man gaat zitten en heft zijn glas op. 'Proost... Op uw gezondheid, moeder!' Van binnen lacht hij. Afwachtend kijkt hij haar aan en neemt een slok van zijn wijn. 'Weet je wat ik vroeger altijd met jouw vader deed? Wedstrijdje, zo snel mogelijk drinken, en altijd won ik! Dat doen we nu ook, nu!' Snel nam ze de slokken van haar glas wijn. De man dronk snel, maar niet snel genoeg. 'Gewonnen,' lacht zijn moeder. Dan lacht ze niet meer. Haar ogen worden groter, ze grijpt naar haar hart, naar haar keel. 'Nee,' gorchelt ze. 'I..ik hou van je, I..Iwan.' Ze zakt in elkaar, haar handen bungelen nu zacht naast haar. Haar ogen waren dof, met een klap valt ze op de grond.
De man pakt snel zijn jas en zonnebril en stapt de deur uit. 'Eindelijk verlost,' mompelt hij zachtjes. 'Eindelijk vrij, geen moeder om me heen.' Hij kijkt om zich heen. Langzaam sluit hij de deur en stapt weg. 'Gegroet moedertje, lieverd.' Hij loopt de straat uit en grinnikt, lacht, schatert het uit.
|