Ten eerste zijn er 2 type's diabetes: Type 1 waarbij het lichaam de insulineproducerende cellen heeft vernietigt en type 2 waarbij er te weinig insuline wordt gemaakt of de insuline niet goed werkt.
Type 1 behandel je door toedining van insuline (via spuit of pomp), type 2 kan in eerste instantie met tabletten, als die niet werken begin je met toediening van insuline.
Uit mijn PWS over diabetes type 1:
[I]Behandeling. [/I]
Bij diabetes type I is er maar 1 behandeling: het toedienen van insuline. Daar zijn verschillende manieren voor:
1. Het spuiten van insuline
2. Het toedienen van insuline via een pomp.
Spuiten.
Er zijn hier 2 behandelingen. De eerste is een combinatie van Lang werkende en kort werkende insuline. Bij de tweede zijn die soorten insuline gescheiden.
Met de gemixte moet je per dag 2 tot 3 keer spuiten, afhankelijk van het dieet. Er moet dan ook een dieet worden opgesteld. Je moet dan op vaste tijden een vooraf vastgestelde hoeveelheid koolhydraten eten. Je dient je strikt aan het dieet te houden, anders gaat je suikerspiegel op en neer. Hij blijft ongeveer constant als je je er goed aan houdt. Nadeel is wel dat je nooit iets onverwachts om meer koolhydraten kan eten.
Met de gescheiden insuline moet je ongeveer 1 tot 2 keer per dag lang werkende insuline spuiten en de kort werkende insuline 3 tot 4 keer per dag. Dit laatste is wel afhankelijk naar hoeveel en hoe vaak je eet (daarbij tellen de koolhydraten). Ook is hierbij een dieet opgesteld, maar dit is meer een richtlijn. Als je bijvoorbeeld meer koolhydraten wil eten dat in het dieet is berekend kan je dat gewoon eten en moet je je eenheden insuline verhogen. Er is een rekensommetje voor: voor iedere 15 gr. Koolhydraten een extra eenheid. Ook kan je gemakkelijk iets extra’s eten zoals een stuk taart. Je berekent hoeveel koolhydraten er in zitten en spuit daarnaar. De hoeveelheid lang werkende insuline blijft gelijk. Het nadeel is wel dat je constant je suikerspiegel in de gaten moet houden door vaker te meten. Ook moet je goed opletten wat je eet en het uitrekenen van de koolhydraten en de eenheden insuline. Dit moet je goed doen, anders zit je zo in een hypo of hyper.
Pompen.
Er zijn 2 soorten pompen. Een uitwendige die met een draadje je buik in gaat en een geïmplanteerde. Je gebruikt dan alleen kortwerkende insuline. De werking van beide soorten is ongeveer hetzelfde. Het apparaat controleert heel regelmatig de suikers en geeft een beetje insuline af als dat nodig is. Wel moet je zelf je suikers regelmatig nog controleren. Het nadeel van een geïmplanteerde is dat als hij moet worden vervangen je geopereerd moet worden.
__________________
Al is de reiziger nog zo snel, de ns vertraagt hem wel.
|