hoi,
kan iemand mij dit uitleggen, gaat over de hardy-weinberg wet
die overigens toch alleen werkt bij bepaalde omstandigheden,maar die moeten dan bij een vraag vernoemd staan toch...maar goed mijn vraag
PTC (= phenyl-thio-carbamide) is een stof met een bittere smaak. Het vermogen om PTC te kunnen proeven is erfelijk bepaald. Twee allelen spelen een rol : T voor proeven (dominant) en t voor niet-proeven (recessief). Deze eigenschap beïnvloedt de voortplantingskansen niet.
Het blijkt dat 70% van de wereldbevolking PTC kan proeven. Bereken de frequentie waarmee respectievelijk allel T en allel t in de wereldbevolking voorkomt. Geef je antwoord in procenten.
dus toen dacht ik, als 70% PTC wel kan proeven dan is de rest dus 30% die het niet kan proeven, die is dus recessief en heeft dus genotype tt
maar nu staat er ergens het volgende:
Dus 2pt = 0,3. Dus je weet dat pt = wortel0,3 = 0,548
pt+ pT = 1,0. Dus: pT = 1,0 - 0,548 = 0,452.
Dus genfrequentie van t = 54,8% en van T = 45,2%
maaar hoezo wortel, want 2pt is toch geen kwadraat?? en trouwens als je de wet hebt, dus p^2+2pq+q^2 dan dacht ik dan is het iets met die q^2 voor de recessieve, maar hoe reken je zoiets dan uit..
sorry voor mn beetje erg omslachtige taal enzo,, beetje veel details misschin, maar ik hoop dat iemand me kan helpen!
liefs van mij