Een ideale diode is net als een lichtschakelaar. Als de schakelaar gesloten is, is het circuit ook gesloten en gaat het licht aan.
Als de schakelaar open is, wordt het circuit onderbroken en gaat het licht uit:

Echter, een diode heeft nog een tweede eigenschap, het is unidirectioneel, dat betekend dat electriciteit maar één richting op kan stromen (intern van cathode naar anode). Als een vooruitgaande electrische stroom toegepast wordt, gaat de diode geleiden. Indien deze van anode naar cathode stroomt, is er geen geleiding. Dit komt door de eigenschappen van halfgeleiders.
Een mechanisch analoog is waarschijnlijk een ratel, waarbij beweging maar in één richting kan plaatsvinden.
Een ideale diode zal er als volgt uitzien:
Een typische diode ziet er echter zo uit
De minimale eigenschappen van een diode zijn:
(a) Maximum voltage over de anode
(b) Maximum voltage over de cathode
(c) Maximum cathodiale voltage afname
(d) Maximum lekspanning
(e) ontwerpstijl
(f) maximale achterwaardse hersteltijd