Nooit zou ze meer verliefd worden. Hij was de ware geweest, dat had ze van het begin geweten. In gedachten zag ze het gebeurde weer voor zich.
De wekker ging af. Slaperig drukte ze de knop voor de sleepstand in. De cijferverlichting sprong aan, het was 6 uur. Ze gaapte, het bleef toch elke dag weer vroeg. Hij lag met zijn rug naar haar toe. Ze sloeg een arm om hem heen en ging dicht tegen hem aan liggen. Hij zuchtte even. Ze glimlachte. Langzaam draaide hij zich om. Hij ga haar een kusje op haar voorhoofd en knuffelde haar. Een warm gevoel ging door haar heen. De wekker ging voor de tweede keer af. Ze zette de wekker nu echt uit en kroop onder het warme dekbed vandaan. In de kamer zette ze de kachel vast aan. Toen ze zich omdraaide zag ze zijn slaperige hoofd in de slaapkamerdeur verschijnen. Ze moest lachen. Niet veel later kwam hij versuft de kamer in gelopen en kleedde zich snel aan. Ook zij trok haar kleren aan. Hij zei dat hij dat hij het truitje dat ze aantrok erg leuk vond. Ze werd opnieuw warm van binnen. Ze wist dat ze bofte met haar vriend. Hij was lief, hij zei vaak dat hij haar lief en knap vond, hij zou nooit een lullige opmerking maken en hij hield rekening met haar. Ze voelde even weer die steek van angst, stel dat er wat met hem zou gebeuren. Dat was haar grootste angst. Ze ontbeten samen op de bank in de kamer. Zo als elke ochtend observeerde ze hem. Hij werd steeds liever. Ze wist het zeker, hij was de ware voor haar. Tijdens het opruimen van de ontbijtspullen moest ze even lachen om alle plasticzakjes en vleeswarenverpakkingen die hij overal verspreid had laten liggen.
Om 5 voor 7 trokken ze de deur achter zich dicht. Tot het Wisselspoor konden ze nog samen reizen, daar moest zij er uit en hij moest verder.
Op school sterkte de angst dat er wat met hem zou gebeuren af en toe aan. Maar daar had ze wel vaker last van. Ze wist dat hij zijn mobiel toch niet bij zich had, ze kon hem dus niet even bellen. Doordat ze haar aandacht bij de college's moest houden dacht ze er af en toe niet aan. Maar toen ze in de bus naar huis stapte werd het gevoel weer sterker. Zo sterk, dat ze er bang van werd. Natuurlijk had de tram weer vertraging. Ze stond ongeduldig te springen op het perron. De eerste tram die aan kwam zat barstens vol, maar ze moest er in! Ze propte zich ertussen. Waarom reed dat ding niet wat harder?
Ze liep zo snel mogelijk naar huis. Toen ze de straat in liep zag ze de politie wagen al staan. Haar gevoel werd bevestigd. Ze wilde niet weten wat er gebeurd was. Maar ergens toch ook weer wel. Misschien stonden ze er wel helemaal niet voor haar. Toen ze de sleutel in het slot stak, stapten de agenten uit de auto 'mevrouw Meerman?' Ze knikte moeizaam. 'Mogen we even binnen komen?' Ze knikte weer. Ze kreeg het slot niet meer open. Eén van de agenten nam het van haar over, en opende de deur. Hij liet haar voor gaan. Trillend liep ze de trap op. De voetstappen van de agenten achter haar dreunden door haar hele lijf. In de kamer zag ze zijn kleren rondslingeren. 'Gaat u even zitten' hoorde ze één van de agenten zeggen. Ze liet zich op de bank vallen. De agenten gingen op de stoelen tegen over de bank zitten. De oudste agent keek haar ernstig aan 'uw vriend heeft een ongeluk gehad'. Ze voelde haar maag omdraaien, in één klap was haar toekomst weg. Dit was het einde.
__________________
kwillunsig
|