Iedereen, dankje wel voor de goede kritieken... k ben wel tevreden want het was het eerste verhaal dat ik ooit geschreven heb. En Grim, ik kom niet van het fancy-forum
en nog een opmerking.. ik noem het meisje expres ´ze´ om associaties met namen en met mensen die je eventueel kent te vermijden (ik houd daar zelf niet van namelijk)
*Dit stukje is een stukje dat ´ze´ in haar dagboek schrijft. Het is een dagboek dat ze van haar vader heeft gekregen toen ze zes was. Er staat een belle en het beest plaatje op de voorkant, daarom noemt ze het dagboek Bel*
Lieve Bel,
Je wordt oud, net als ik. Ik kijk vaak naar je vergeelde bladzijden, lees passages die ik schreef op mijn zevende nog een keer over, en denk na. Meer en meer als ik door de bladzijden glijd met mijn ogen, valt me op dat de tranen, die vlekken vormden op de inkt van de eerste pagina´s, steeds vaker worden vervangen door lelijke, roodbruine vlekken van geronnen bloed. Dat is geen goed teken. Het gaat niet goed met mij.
Het leven begint langzaamaan overwicht op me te krijgen. Mijn vijand, mijn grootste vijand overheerst me. Al 17 jaar
´Je moet erover praten,´zeggen mensen tegen mij als ik voorzichtig iets loslaat over mijn gevoelens, en verder bekommeren ze zich niet meer om mij.
Erover praten...maar met wie dan? Ik heb al lang geleden afgeleerd om vreemden te vertrouwen. Mijn enige vriendinnen dropen al snel af als ik iets losliet over mezelf, en voor de zoveelste keer bleef ik alleen achter. Plaatsvervangers voor die vriendinnen zijn er niet meer gekomen. Dat maakt me ook niet uit, ik houdt mensen liever op afstand, zodat ze me ook geen pijn kan doen. Ik laat me geen pijn doen, behalve door Het Leven. Het Leven laat zich niet wegjagen door vijandige woorden, koude ogen, en eventueel rake klappen.
Mijn ouders, Bel, daar kan ik ook niet mee praten. Mijn vader is direct na mijn zesde verjaardag vertrokken, direct nadat hij jou aan mij gegeven had. Hij heeft niets achtergelaten, behalve de eerste wond op mijn ziel. Vanaf die dag, heeft Het Leven mij de oorlog verklaard, en tussen ons is het sindsdien niet meer goedgekomen.
Ook mijn moeder is geen optie. Sinds ze getrouwd is met ´die vent´ die ik nota bene ook nog als mijn vader moet zien, heeft ze voor mij geen tijd. De vent neemt haar telkens mee naar feestjes, en anders werken ze hele dagen in zijn praktijk. Hij is tandarts. Vreselijk. Mijn moeder denkt dat ik het wel red zonder haar. Ik ben toch immers al een groot meisje van 17? Maar ook meisjes van 17 hebben soms hun moeder nodig. Al was het maar alleen om soms te praten over koetjes en kalfjes.
Vandaag was ze alweer niet thuis. Alles wat er thuis was was een papiertje waar op stond: ´Lieve schat, ik ben om 8 uur thuis, als je honger hebt staat er wel wat in de koelkast. Je redt je wel he?´
Honger. Het Leven is listig. Met slinkse middelen houdt het je in zijn greep. Bijvoorbeeld met honger. De honger dwingt je te eten. Het eten dwingt je in de greep van het Leven. Dwingt je om nog langer de martelingen van Het Leven te weerstaan, tot je ziel dood is.
Het Leven heeft me alles afgenomen wat ik had. Liefde, vrienschap en geluk. Ik vind dat elk mens recht heeft op die drie dingen, maar blijkbaar denkt de Almachtige daarboven daar anders over.
Hoe vaak heb ik wel niet mijn pijn met een pen op blanco papier van mij afgeschreven? Heel vaak. En toen ik jonger was hielp het. Voor een moment voelde ik mij even blanco en onberoerd als het papier waar mijn pen op rustte. Later verkreeg ik dat gevoel alleen nog maar door te schrijven én te huilen. Maar nu lukt zelfs dat niet meer.
Het lijkt alsof ik van binnen geblokkeerd ben. Verstopt door het leven. Mijn zielenpijn kan niet meer onbelemmerd door mijn vingers en pen op het papier stromen. Mijn marteling laat zich niet meer formuleren, niet meer onderbrengen in woorden. Ook mijn ogen lijken verstikt. Het bloed uit de wonden van mijn ziel kan ook niet meer gevangen worden in druppels zout water. Langzaam wordt ik verstikt door mijn vijand. Mijn vijand, die mij bezit.
Het Leven heeft mij jarenlang veranderd in wat ik nu ben. Het heeft mijn hersenen gehersenspoeld met verdriet en in mijn ziel gekerfd met de scherpe punten van vijandigheid. Mijn vijand doet mij pijn, elke dag weer. Het vreet me van binnenuit op.
Door hem ben ik geworden wat ik nu ben, wat mensen zien. Ik ben niets meer dan een huls. Gevoelloos, leeg.
Zo kan het niet meer verder. Ik moet mijn vijand verslaan. Het is vreselijk om zo doordrongen te zijn van wat je zo haat. Ik weet dat er maar een manier is om Het Leven te verslaan. Het berust allemaal op het principe dat ik zo formuleer: Mijn vijand is niets zonder mij, maar ik ben ook niets zonder hem.
Elke dag voelt het alsof ik het ga doen. Ondraaglijk, maar steeds houdt ik het nog een dag vol. Steeds zegt dat ene stukje dat nog mijzelf is dat ik het nog een dag vol kan houden. Maar elke dag voelt hetzelfde. Ik voel geen verschil meer. En ik weet, dat het eind nabij is.
Het leven is als roest. Onder de juiste omstandigheden vormt zich roest op ijzer. Zonder hulp van buitenaf blijft het - op het oog zo onschuldige roodbruine goedje - het oppervlak steeds meer teisteren. Het ijzer is sterk, maar zelfs het sterkste ijzer zal door de roest verzwakken, en uiteindelijk breken.
Zo vergaat het mij. Ik ben verzwakt. De breking kan elk moment plaatsvinden. Ik weet alleen niet wanneer. Morgen misschien, over een week, of misschien zelfs over een jaar, maar het zal komen.
En omdat ik elke dag op het punt sta door te breken, maar het net nog haal om rechtop te staan, voelt elke dag hetzelfde. Alleen maar vechten. Daarom vul ik de datum boven op dit blad niet in. Dit verhaal geldt niet alleen voor nu, maar voor alle dagen die nog zullen komen. En op de dag dat ik mijn vijand met mijn laatste, gebundelde krachten een genadeslag zal toedienen, vul ik de datum hierboven in.
Het is vreselijk om zo vergeven te zijn met iets dat je niet kan missen, en je tegelijk zo haat. Het is vreselijk dat de marteling van elke dag niet ophoudt, totdat ik bereid ben mijzelf op te offeren...
Ze schreef de woorden met zwarte inkt en met krachtig handschrift. Het stond zwart op wit.