Krampachtig probeer ik niet aan je denken. Maar het lukt niet. Je bent in me, en je zal er altijd blijven. Het is me vaak genoeg verteld dat het niet mijn schuld was, maar ik kan er niet in geloven. Jaloezie lijkt als een mes in me te steken als ik een moeder zie die haar kind tot orde roept als deze onverhoeds wil oversteken.
Weet je, Ik heb nog regelmatig last van flashbacks. Mensen zeggen vaak genoeg dat ik me aanstel, want van zo’n kort moment als toen, kan je geen flashbacks krijgen.
Maar ik wel.
Als ik in de stad loop, denk ik in iedereen jou te zien. Alsof je daar zomaar me tegemoet kan komen lopen, zoals mensen elkaar bij toeval tegenkomen op een willekeurige plaats. Maar altijd is de teleurstelling immens groot als het blijkt dat jij het niet bent.
Het spijt me. Het spijt me dat ik had geroepen dat het wel kon, omdat het ’s avonds toch nooit zo druk is op de weg?
Het spijt me dat ik niet eerst om me heen had gekeken, om zeker te stellen dat het veilig was.
Alles zit er nog. Het gevoel van opluchting, toen ik net niet door die ene auto geraakt werd, en heelhuids de overkant bereikte. Die ene auto die de voor mijn gevoel oorverdovende klap veroorzaakte. De tijd leek stil te staan. Ik print alle beelden in chronologische volgorde in mijn hoofd. Sommigen zullen denken dat je zoiets liever vergeet, maar ik wil het bij me dragen, eronder lijden en zwijgend het trauma verwerken.
Ik keek achterom, en eerst dacht ik even dat het allemaal net goed was gegaan.
Toen ving ik een glimp op van het voorwiel van je fiets, de spaken zacht glinsterend in het licht van de lantaarnpalen. Twee meter verder op lag een hoopje mens. Een hoopje jou. Wild van angst en schrik, smeet ik mijn fiets op de grond en rende ik naar je toe. Rondom je hoofd had zich inmiddels een aureool van bloed gevormd. Een autodeur sloeg dicht, voetstappen naderden. Een gestalte knielde naast me neer, zei niets maar tegelijkertijd ook teveel.
IJskoude tranen begonnen te stromen, over mijn wangen op jou gezicht. Bloed mengde zich met mijn tranen. Een stem achter me schreeuwde paniekerige woorden die ik niet heb meegekregen.
Zwaailichten. Iemand die me overeind probeerde te trekken. Een brancard. Ruw werd ik losgerukt. Losgerukt van het hoopje jou.
Dus...
__________________
Zo. En dat is weer een genot voor het oog.
|