Er staat een grote stenen boom,
een eik, fors van stam, grote takken.
Hij groeit in mijn eigenste binnentuin,
voedde zich van mijn ongemakken.
Argwanend kijk ik naar de reus,
vroeger was hij nog klein en groen.
Zijn takken als de krioelende mieren,
waar ik zo fijn mee speelde, toen.
Het lijkt of hij nog wat wil zeggen,
zijn ogen lijken vaag te bewegen.
Zijn mond echter, als van dik steen,
als een cementen pilaar in de regen.
Toch lijkt de boom nog te groeien,
zijn stenen grijs verspreidt zich snel
Zijn bodem nog altijd onveranderd,
maar zijn uitwassen pijnigen fel
Hij brengt niet detzelfde vreugde meer
zijn brede lach voor eeuwig versteend.
Wat voedde aan al mijn ongemakken
lijkt nu door mijn geluk gespeend.
Tja, ik had de behoefde om wat te schrijven, maar het wilde niet erg lukken. Iemand nog suggesties om hem wat minder banaal te maken? Of is het hopeloos