Ik zou het waarderen als jullie de moeite namen om onderstaande 1200 woorden tot je te nemen. Veel plezier met het plot. Het ligt niet direct aan de oppervlakte. Denk erover na voor een "Oh, zo!" moment
..........
[ De queeste van Soldaat Perma Copulatio]
We zijn met velen, maar het voelt alsof we één zijn. De angst die we in het begin voelden begint langzaam plaats te maken voor een gevoel van opwinding. Adrenaline jaagt door onze bezwete lijven en het gejoel zwelt aan. Uit de pelotons het dichtst bij het front, waar de dappersten zich hebben verzameld, ontstijgen de wildste en hevigste strijdkreten. Velen van hun zullen sterven in de eerste aanvalsgolf, maar ze zullen zich vol overgave in de strijd storten om de rest van ons een doorgang te verschaffen. Zij zullen de eeuwigheid bereiken met groots respect in onze harten.
Ik ben Soldaat Perma Copulatio. Ik bevind mij niet in de voorste linies. Niet door een gebrek aan moed, want dapperheid is mij absoluut niet vreemd. Het geval is dat ik meer individueel ingesteld ben en graag persoonlijk wil zegevieren. Geloof mij, ook míjn hart is vervuld van respect voor de helden aan het front, maar begrijpen doe ik hen niet. Waarom zou je jezelf opofferen voor de ‘anderen’? Jezelf opofferen voor een doel, een ideaal, waar je zelf niet meer van kunt genieten. Mij niet gezien. Toch ben ik blij dat er lieden zijn die zich dat wel tot doel des levens hebben gesteld. Leve het altruïsme van mijn wapenbroeders.
In de ongeschonden duisternis die ons omringd wordt het steeds warmer en vochtiger. Alles om ons heen trilt en schokt. Zo nu en dan verergeren de schokken plotseling en is het moeilijk het evenwicht te bewaren. Gedempte kreunen en zuchten zweven door het donker, zich bindend aan de klamme nacht.
Een sterke schok. Naast mij hoor ik iemand hard op de zompige grond vallen. Net als ik voorover buig om mijn collega overeind te trekken volgt er nog een schok. Ook déze strijder, ík dus, gaat neer en ik val met mijn hoofd op dat van de man die ik probeerde te helpen. ‘Verdomme,’ roep ik. Door anderen overeind te helpen haal je jezelf neer. Hoe kon ik deze oude familie-wijsheid vergeten? Het zal de adrenaline wel zijn. Ik krabbel overeind en ga weer in de rangorde staan, zonder mij verder nog te bekommeren om de anderen.
De anticipatie van de strijd is zoals mij het al zo vaak verteld is door de Oudsten, zij die levend uit de strijd zijn teruggekeerd; warm, vochtig, donker, zenuwtergend en spannend op een vreemd obscure manier. Traditionele verhalen die nu werkelijkheid zullen worden voor mij. ‘De schokken werden steeds heviger en volgden elkaar sneller op. Verschrikkelijk was het. Plotseling klonk er een onplaatsbaar zuigend geluid en tegelijkertijd maakte het donker plaats voor het licht. De poort opende zich en als één groot organisme stroomden we door die poort, regelrecht de strijd in.’ Zo is het mij verteld door een van die overlevenden. Levend, maar onvruchtbaar kwam de man die mij dit vertelde uit de strijd. ‘Dan zou ik voor de dood hebben gekozen,’ had ik gezegd toen hij dat vertelde.
‘Je weet niet waar je het over hebt jongen, maar ik hoop niet dat jij die keus ooit hoeft te maken.’ Ik hoopte dat ook niet. En nu nog niet.
Na een aantal minuten neemt het tempo van de schokken inderdaad toe. Eerst rustig, dan steeds sneller, verspreid een dreunend geluid afkomstig uit de voorste linies zich naar achteren. Het duurt even voordat het tot me doordringt wat de bedoeling is, maar dan begrijp ik het, en begin ook mee te stampen op het ritme. Steeds luider en sneller laat ik mijn voet neerkomen op de bevende grond, zoals ook de schokken steeds heviger worden. In rangorde blijven is onmogelijk geworden. Er wordt geduwd en mannen rollen over elkaar heen, maar ik blijf staande en blijf doorgaan met stampen. Dán, de hevigste schok tot nog toe en een fel licht pijnigt mijn ogen als de enorme poort zich opent.
Bulderend en schreeuwend zet ons machtig leger zich in beweging. Ik ren ook mee. Als ik over een heuvel storm zie ik dat de mannen die zich vooraan bevinden al begonnen zijn met hun daden van zelfopoffering.
Ineens schallen er trompetten boven het oorlogsgejoel uit, de gevreesde trompetten. Iedereen weet wat dit betekent: de vijand heeft de Xerud Modonoc ingezet. We houden stil en naast mij schreeuwt een Luitenant: ‘Speerpunt! Speerpunt! Allemaal in Speerpuntformatie! Geef dekking aan de Bijters!’ Zonder na de denken begeef ik mij naar de juiste positie voor deze formatie, zoals iedereen dat doet. ‘Dekking aan de Bijters!’ gonst het door de lucht en we stormen weer voorwaarts. Moedig storten de mannen die vóór mij de poort bereiken zich in het strijdgewoel. Als ik de poort eenmaal heb bereikt twijfel ik even. De Xerud Modonoc is uitgerust met dodelijke chemicaliën. In de verte zie ik mannen gruwelijke pijnen lijden. Ik kokhals als ik zie hoe hun huid smelt door de chemicaliën. Veel tijd om over te geven heb ik niet: een harde duw in mijn rug en ik tuimel door de poort het slagveld op.
De Xerud Modonoc heeft ons gehele leger omsingeld en overal om heen mij sterven mannen een onmenselijke dood. ‘De bijters! Bescherm de Bijters!’ hoor ik iemand schreeuwen. “Oké, bescherm de Bijters,” denk ik, “Waar zijn de Bijters?”
Iemand grijpt mijn arm en sleurt me mee over het slagveld. ‘Daar!’ schreeuwt de man die mij meesleurt, ‘De Bijters!’ Mijn blik volgt de richting van zijn uitgestoken arm en ik zie een grote groep soldaten die verwoede pogingen doen om door de gladde stellingen van de Modonoc heen te breken. ‘Ik zie ze!’ roep ik. ‘Ze zijn er bijna doorheen! Ga ze helpen!’
Als ik de Bijters heb bereikt is mijn hulp al niet mee nodig. Ze zijn er doorheen, maar het heeft veel gekost; de meeste Bijters liggen dood voor de doorgang en de overlevenden zijn te gewond om verder te gaan. Hun taak is volbracht. Ik kijk om mij heen en zie dat er van het leger weinig meer over is. Enkele desolate groepen zijn nog in gevecht met de volgelingen van de Xerud Modonoc, temidden van creperende mannen, die de dood snel in de ogen zullen kijken.
‘De Modonoc gaat zich terugtrekken!’ hoor ik van ver iemand schreeuwen, ‘Iedereen naar de opening!’ Wie zich niet op tijd door de doorgang werkt zal meegetrokken worden in de val des doods van de Modonoc. Zonder om te kijken ren ik naar de doorgang en duik er doorheen. Instinctief ren ik zo hard als ik kan verder, steeds dieper doordringend achter de vijandelijke linies. Wind trekt langs mijn gezicht en achter mij klinkt een zuigend geluid. Als ik om kijk zie ik dat de Modonoc zich terug aan het trekken is. Ik duik voorover en klamp mij krampachtig vast aan de bloederige grond. Als ik het bijna niet meer kan houden stopt de trekkende kracht en mijn spieren ontspannen zich langzaam. Samen met mijn overlevende kameraden heeft de Modonoc zich in de dood gestort. Even sluit ik mijn ogen. Ik heb het gered.
Lang dwaal ik door de donkere bloederige gangen, en dan, eindelijk. Ons doel van deze heilige queeste. Miljoenen zijn voor haar gestorven. Voor een glimp van haar schoonheid. Zo fragiel en kostbaar. Zij die al zo lang wordt bewaakt door vele generaties Xerud Modonoc’s; de maagdelijke koningin. Langzaam nader ik haar en dan stort ze zich vol overgave in mijn vermoeide armen.
Langzaam worden we één en delen wij onze lichamen en zielen om nieuw leven te laten ontstaan.