Met lepe ogen staarde hij me aan. Het was duidelijk dat wat ik zei niet tot hem doordrong. Daarvoor had hij al te veel alcohol tot zich genomen en vermoedelijk was hij niet een van de slimsten. Waarom was ik in godsnaam blijven hangen?
De avond was goed begonnen. Met mijn vaste vriendengroep was ik begonnen bij Marije thuis. Het was gezellig en de stemming zat er al meteen goed in. Uiteindelijk hadden we allemaal wat teveel op, maar niemand stoorde zich daaraan. Tegen elven besloten we richting binnenstad te gaan om ons eerste adres te bezoeken: een oud café waar jong en oud zich ophield tot de barman meldde dat iedereen “moet opzouten, ik gaat me nest in.”
Ik had sjans met een jongen die ik via de sportschool kende en wie ik stiekem wel leuk vond. Ik was aangeschoten genoeg om heel losjes met hem te praten en hem intieme vragen te stellen zonder te blozen, maar nog net genoeg bij zinnen om door te hebben dat hij van plan was me naar zijn bed te leiden. Toen ik zei dat ik daar geen zin in had, hield hij het voor gezien.
Ons volgende aders was een discobarachtig iets, waar vooral veel dansvloer was en maar weinig zitplaatsen. Een vriend van me trok mij tegen zich aan en danste met me, op een tedere en lieve manier, helaas helemaal uit de maat en zonder gevoel voor ritme, maar ik voelde me veilig bij hem. Het duurde dan ook niet lang tot onze lippen en tongen hun eigen dans dansten en de muziek links lieten liggen.
Wat er daarna gebeurde weet ik niet meer, maar op de een of andere manier kwam ik buiten terecht, alleen en zonder besef van tijd of plaats.
Het regende. Het koele water verminderde de gloeiende hitte van mijn gezicht en schudde mijn verdoofde brein wakker. Langzaam werd ik helderder. Verstrooid liep ik door de straten van de stad, die toch al zeker een paar eeuwen oud was. De straat glom in het licht van de lantaarn, de regen viel gestaag en onvoorkomelijk naar beneden. De deur van een kroeg ging open. Een combinatie van muziek en stemmen vloeiden de keien op, een groepje mannen rolde erachter aan. De mannen kwamen me waggelend tegemoet. Ik trok me terug in de schaduwen en zag ze voorbij gaan, lallend en wel.
De kroeg was als alle andere kroegen: een laag plafond, een rokerige ruimte waardoor je de andere kant met moeite kon zien door de blauwige waas en een grote variatie aan klanten. Er stonden groepjes aan de bar en hier en daar zaten luid orerende mannen aan tafels hun visie op de wereld te verkondigen. Of misschien hadden ze het over lekkere wijven, mij was het niet duidelijk.
Aan de baar bestelde ik een biertje en ging alleen aan een tafel zitten. Ik voelde me een verzopen kat, mijn haar hing in slierten naar beneden en het regenwater sijpelde door de zolen van mijn schoenen naar binnen, leek het wel. De eenzaamheid drukte opeens zwaar op mijn schouders. Ik keek rond, zag hoe al die mensen zich vermaakten. Ik begon me af te vragen wat ik hier deed en hoe ik hier gekomen was. Het enige wat ik nog wist, was dat ik met een van mijn vrienden had gezoend en dat ik toen ineens buiten was, in de regen. Gek genoeg voelde ik er niets voor om weer terug te gaan. Ik bleef zitten en voelde me miserabel.
Een behaarde hand zette me een glas met iets wat naar whisky rook voor en ging schuin tegenover me zitten.
“Je ziet eruit alsof je wel wat sterks en warms kan gebruiken.”
Ik keek hem met nietszeggende ogen aan en nam een flinke slok uit het glas. De drank schroeide zich een weg door mijn keel. Ik hoestte en veegde mijn mond af.
“Sterk spul hè?” Hij lachte.
Ik knikte en bekeek hem wat beter. Kraaienpootjes bij de ogen, een diepe denkrimpel tussen zijn ogen en een kuiltje in zijn kin. Een donkere waas over zijn kaken en wangen toonde het begin van een baard, zijn scheve neus vertelde het verhaal van een vuistgevecht waarbij hij hem gebroken had.
Hij zag me kijken en tikte tegen zijn neus. “Hij noemde mijn moeder een hoer. Ik werd woest. Misschien omdat het waar was.” Hij lachte schamper en nam nog een slok.
“Wat doe jij hier?” Vroeg hij me daarna.
Anderhalf uur later waren we allebei volledig ingewijd in elkaars leven en hadden we geen geheimen meer voor elkaar. We waren overigens ook straalbezopen, dus de kans dat we al die onzin die we elkaar hadden verteld de dag erna nog hadden kunnen herhalen tegenover derden was niet erg groot.
Toen kwam het moment waarop ik me afvroeg waarom ik deze vent in godsnaam mijn theorie over mijn vaders geaardheid aan het vertellen was en de verdwaasde blik in zijn ogen vertelde me dat ij zich hetzelfde afvroeg. Ik stond op, mompelde een afscheid en vluchtte de koele avondlucht in. Het was opgehouden met regenen en het was verbazend helder. Ik zwalkte naar huis, blij dat ik de weg nog wist.
24-01-2005
Ben benieuwd wat jullie hiervan vinden...
__________________
Ik ben ook maar een product van mijn opvoeding.
|