Naar aanleiding van de vraag van CxhsangCjheang in de thread van mijn verhaal 'Wurztstück de bandiet', hier een ander cowboyverhaal van me. Ik dacht dat ik hem beter vond, maar nu ik hem herlezen heb, vind ik hem eigenlijk helemaal niet zo leuk. Hij is bijna twee jaar terug geschreven en ik vind zelf wel dat ik erg vooruit gegaan ben, als je het naast Wurztstück legt (en de slordigheden daarin even negeert).
- - -
Met tegenzin kraakten de klapdeurtjes van de saloon in Dry Arse City open. De vreemdeling stapte met rinkelende sporen binnen en bleef even staan. Zelfverzekerd keek hij rond.
Vanachter hun kaarten en whisky keken de aanwezigen hem argwanend aan. Er waren niet vaak onbekenden in de stad, en als ze er al waren bleven ze nooit lang. Het was een stoffig stadje waarin de ene dag alleen door het tussenliggende donker van de andere te onderscheiden was. Sommigen noemden het saai, maar de inwoners van Dry Arse City waren gelukkig.
De vreemdeling was inmiddels, op de maat van de muziek van de pianist, die wat van Ennio Morricone speelde, verder gestapt naar een kruk aan de bar. Waar hij zijn laars geplant had, lag een hoop stof en zand.
“Barman, bier”, zei hij. Hij lachte inwendig om het beperkte vocabulaire wat cowboys schijnen te moeten hebben en nam tevreden een slok van zijn bier. Tot zover ging alles goed.
De pianist was gestopt met spelen en maakte geen aanstalten om een nieuw nummer in te zetten. Een doodse stilte hing in het café en een thumbleweed kwam onder de deurtjes binnenwaaien.
Aan het tafeltje achterin zaten twee mannen, ze fluisterden. De vreemdeling, Earl McGrey genaamd, merkte het wel, maar reageerde er niet op. Hij wist dat ze het over hem hadden; hij was de enige vreemdeling. Maar het deerde hem niet. Het cowboy-zijn ging erom dat je altijd koel bleef.
“Hey, jij daar”, zei één van de mannen van achter de tafel. Hij stond langzaam op, tilde zijn buik boven tafelniveau en plukte nog eens aan zijn ongeschoren kin. “Ben jij niet Silver Kid Joe?” De man naast hem aan het tafeltje verschool zijn gezicht achter zijn hand en schudde met zijn schouders.
Langzaam draaide McGrey zich om naar de man. Hij haalde het sjekkie uit zijn mond en keek de man aan. “Wie wil dat weten?”, antwoordde hij, en hij probeerde zijn ogen samen te knijpen alsof hij tegen de zon in keek.
“Dat is niet belangrijk”, zei de man achter de tafel, “ben je hem of niet?”
Earl McGrey verkeerde in een korte crisis. Hij had nog nooit van Silver Kid Joe gehoord, maar het klonk als een echte, stoere cowboynaam. Een vonk van hoop sprong in zijn ogen toen hij antwoordde. “Ja”, zei Earl, “ik ben Silver Kid Joe.”
De man van achter de tafel schoof zijn stoel opzij en kwam op McGrey af. Earl verslikte zich in zijn bier, maar wist wat hij moest doen. Hij moest koel blijven, zoals een echte cowboy. Koel zijn was troef in het Wilde Westen.
“Dus jij bent Silver Kid Joe”, zei de man. En voordat Earl kon antwoorden, vervolgde hij; “Dat lijkt me sterk. Ik ben namelijk al Silver Kid Joe.”
De stoere cowboy wereld die Earl even om zich heen gewaand had, stortte in, gelijk met zijn mondhoeken. Zijn ogen stonden leeg en waterig en zijn schouders zakten af. “Ik…” stamelde hij. “Het kan toch… eh… dat er twee Silver Kid Joe’s… zijn?” Maar het was tevergeefs.
Hij werd door de hele saloon uitgejoeld en struikelde bij de klapdeurtjes over zijn eigen benen.
Buiten liep hij langs de geparkeerde paarden naar zijn muilezel toe en zonder enige glorie rijker reed hij uit de Dry Arse City.
Hij was arm, eenzaam en niet eens cowboy. Hij was Earl McGrey, de man die ooit de grond mis geschoten had.
- - -
LUH-3417
|