(dit is min-of-meer een voortbouwsel op 'Brief', 't is maar dat jullie het weten

)
Ik ken je. Is dat echt waar? Jij kent mij. Dat is zeker zo, maar jij bent zelf tot nu toe een raadsel voor me gebleven. En dat is dan nog niet eens geheel waar, want ergens weet ik wel wie je bent. Misschien was ik gewoon jaloers. Jij bent ongeveer de enige van ons vriendengroepje, die met iedereen wel op kan schieten. Nee, ik ben niet jaloers. Ik vraag me alleen af waarom ik dat zelf niet kan. Of is het gewoon omdat ze jou met rust laten, en mij niet? Ik heb wel het een en ander te verduren gehad, niet om zielig te doen, maar het is gewoon zo. En het voelde altijd alsof ik de enige was, alsof iedereen verder als goede vrienden met elkaar opschoot. Ongetwijfeld zit ik daar fout mee, dat kan haast niet anders. En dat het niet zo is, dat is ook wel gebleken.
Eigenlijk kwam mijn onzekerheid ergens anders vandaan. Je hebt nooit gezegd dat je me mocht, dat je me als een vriend zag. En op de een of andere manier wilde ik juist dat zo graag weten, zeker toen ik door de ellende ging van me uitgekotst te voelen. Misschien heb je het wel gezegd, maar heb ik het nooit begrepen als gezegd. Het enige wat ik me kan herinneren was dat je naast me ging lopen toen ik alleen liep. Dat ben ik ook nooit vergeten. Maar waarom had ik nou juist jouw vriendschap zo nodig? En waarom kon die rest me niets schelen?
Ik mag je. Zonder slijmen, zonder gezeik, ik mag je. Vandaar dat ik je bij tijd en wijle het bloed onder je nagels vandaan treiterde; maar ik blijf erbij dat Maaike wat dat betreft erger was. Is dat een geldige verklaring? Als ik weeral een plagerige opmerking had gemaakt en jij daarop reageerde, dan was dat voor mij een teken dat je je wel iets aantrok van wat ik zei. En ik vond het spannend met die achtervolgingen, en het kijken hoever ik kon gaan. De klappen die je uitdeelde voelde ik toch niet; ze waren electronisch van aard. Toen kwam die ene dag. Geloof je me als ik zeg dat dat niet de bedoeling was? Alsof ik een dag van totale verstandsverbijstering doormaakte. Je blik had me moeten waarschuwen, of desnoods het feit dat je me niet eens achternakwam. Hoe dan ook. Ik mag je. Dat wilde ik je vertellen. Al zal het misschien soms anders hebben geleken.