Hoi,
Na een ruime afwezigheid bewijs ik wederom dat ik wel degelijk aanwezig ben en nog steeds schrijvende.
Bijna een half jaar geleden deze maand, is een meisje uit mijn schooljaar gestorven aan kanker. Omdat dit een grote invloed had op de levens van mijn vrienden, docenten, en mij ben ik begonnen hier een stuk over te schrijven. Het is dus autobiografisch, over hoe ik en mijn vrienden het meemaakten. De namen zijn echter wel veranderd, gewoon om de privacy (als hier mensen van mijn school zijn, herkennen ze het waarschijnlijk toch wel, daar niet van). Anyway

, lees en geef commentaar.. Meer of inpakken en wegwezen?
**
Als ze opeens het liedje draaien, waarvan mijn moeder mij enkele weken geleden nog heeft gezegd dat het zo mooi is, waarna ik het uren kon luisteren, gaan mijn tranen helemaal hun eigen leven leiden.
All my dreams, pass before my eyes, in curiosity . Het verdriet en de schaamte maken me kapot van binnen, het is niet eerlijk. In de aula van onze school is het doodstil. De tranen die hier worden gelaten, zullen nooit echt opdrogen, omdat ze ons blijven herinneren aan een gemis dat altijd een plek zal innemen.
Now, don't hang on, nothing lasts forever. Op de foto’s op het witte scherm staat die missende plek zo krachtig aangegeven dat het bijna ondenkelijk is dat dát.. niet meer is. Het voelt allemaal zo onnatuurlijk aan: de woordenstorm die normaal op school woelt rond een uur of half drie, is zo plotseling gestaakt, dat het bijna beangstigend is. De tekst van de muziek maakt alleen maar diepere wonden in de al beschadigde lichamen in de aula. Naast me hoor ik gesnik, het verdriet maakt iedereen kapot. De pijn van binnen vreet je langzaam op.
All we do crumbles to the ground though we refuse to see.
Als ik het lokaal nader krijg ik een prop in mijn keel en een vreemd gevoel houd me in zijn greep. Ik ben bang, bang voor de bevestiging van de waarheid waar ik nu naartoe loop. Het is er licht, en toch branden er kaarsjes. In het midden staat haar mooiste foto, één waarvan je spontaan glimlach. Ik kijk rond. Tegen de lange muur zit Dasha onbedaarlijk te huilen, haar uithalen zijn paniekerig en ongecontroleerd. ‘Als ik dan toch dood ga, mag Dasha dan mijn plaats hier in Nederland innemen?’ het galmt door mijn hoofd. Ze weet dat het afgelopen is voor Manon en vreest hiermee ook een beetje haar eigen einde. Een paar vriendinnen zitten bij haar, en proberen haar te troosten door hun eigen tranen heen. In een hoekje tokkelt Tim wat op zijn gitaar, lusteloos geoefen voor de herdenkingsdienst. Ik loop naar het boek toe en kijk naar mijn coördinator, in tranen en oververmoeid. Als ik aan de beurt ben kan ik niet het eens opbrengen de pen te pakken. Voordat iemand mijn tranen ziet ben ik het lokaal al uitgerent. Snel loop ik toiletten binnen en doe mijn hokje op slot. Ik zou niet mogen huilen, niet ik. Terwijl ik een moedige poging doe mijn tranen weer van binnen op te sluiten, hoor ik de deur van de toiletten open gaan. ‘Je mag best huilen, Maril.’ Hoor ik mijn coördinator zeggen. ‘Ik kan niets schrijven’ zeg ik met overslaande stem. Ze haalt haar neus op en doet de deur weer open. ‘Dat komt vanzelf, afscheid nemen gaat niet in één keer.’ Wanneer ze weg is open ik mijn hokje en ga voor de spiegel staan. Ik kijk mezelf aan, ‘Je hebt het recht niet om te huilen’ vertel ik de bruine roodomrande ogen.
Dust in the wind,
all we are is dust in the wind.
1.
De woorden op de herdenking zullen ongetwijfeld prachtig zijn geweest, maar ze vlogen langs me heen als een wervelstorm. Ik voelde me zo verschrikkelijk schuldig, zo eenzaam en zo vol schaamte. Van de hele situatie ging ik me eigenlijk nog slechter voelen. Ik kon niemand aankijken zonder van top tot teen rood te worden, zonder op mijn lip te bijten om mijn tranen te bedwingen. Hoe kon ik zo egoïstisch zijn, hoe kon ik een leven innemen en het verpesten, hoe kon ik dat doen terwijl er wel degelijk mensen zijn die van hun leven houden. Mensen zoals zij. Plotseling keek ik met vlammende ogen in de spiegel voor me. Dit moest ophouden, ik moest boeten. Binnen vijf seconden had ik het mesje van onder mijn bed gepakt en strak in mijn handen geklemd. De tranen stroomden over mijn wangen maar bij elke nieuwe sloeg ik mezelf met mijn vlakke hand op de wang. In wilde paniek rende ik naar beneden, de deur uit, de straat uit, het bos in. Buiten adem kwam ik aan bij de vecht waar ik regelmatig zat te denken en te filosoferen over het leven, mijn leven. Mijn ademhaling was schokkerig en al snel viel ik op mijn knieën.
‘ZE IS DOOD! ZE IS DOOD GODVERDOMME!’ smeet ik buiten mezelf naar de bomen rond de vecht. Uit pure woede bonkte ik met mijn vuisten op de onschuldige grassprieten onder mij. Seconden, minuten later, keek ik op alsof er een eeuwigheid voorbij was gegaan. Tot ik me herinnerde waar ik was en vooral waarom. Weer een zwarte plek in mijn geheugen. Een koude windvlaag stak op, ik huiverde. Mijn gezicht was strak van de opgedroogde tranen en toen ik, eenmaal gekalmeerd, op wilde staan, merkte ik dat ik nog steeds het mes in mijn handen had geklemd. Toen ik er naar keek, kwam de wanhoop weer naar boven. Maar voor me lag het meer, zo stil, zo onaangeroerd. Als een onbeschreven blad, een nieuw leven. En zo besloot ik het te nemen. Ik zette een paar passen naar achteren en met een zwaai waar ik al mijn woede en frustratie in legde, smeet ik het mes zo ver en diep weg als ik kon. Het water kronkelde onder het gewicht, onder de strijdbijl van emoties die in haar begraven werd. Zo kon ik er afstand van nemen, dacht ik. Zo werd alles uitgewist, geloofde ik. Even stond ik stil, hier begon het allemaal. Hier begon mijn nieuwe leven. Ik draaide me om en volgde het pad naar huis. Achter me rimpelde het water onrustig, alsof het iets groots en vreselijks verwachtte. En dat deed het ook, maar dat wist ik toen nog niet.