Keepers...
Wat mij de laatste tijd opviel is dat de doelmannen over het algemeen nog steeds een beetje vreemd zijn. Een oude voetbalwijsheid luidt dat een goede keeper per definitie een beetje gek moet zijn en dat blijkt wel aardig te kloppen. Ik ging me echter afvragen waarom dat zo is; waarom zijn sluitposten zo anders? Waarom worden zij meermaals voor dwaas versleten?
Het probleem moet ergens in het verleden van de keeper liggen, toen de doelman van nu nog een klein jongetje was dat op straat ging voetballen met zijn vriendjes. Het jongetje in kwestie was waarschijnlijk te klein, te dik, te langzaam, te slecht of een combinatie hiervan. Als gevolg daarvan wordt hij steevast als laatste gekozen bij de partijtjes en vervolgens op doel gezet zodat hij niemand in de weg loopt. Jullie zullen begrijpen dat de eerste knauw in het zelfbewustzijn van het jongetje hier uitgedeeld wordt.
In een ultieme poging om zich te bewijzen doet het knulletje op straat zijn uiterste best en duikt op straat zijn kleding vol gaten en zijn armen vol schaafplekken. Wanneer hij vervolgens in deze toestand weer thuiskomt zijn z’n ouders ‘not amused’ met de staat waarin zijn kleren verkeren en de bloedende wonden op zijn ledematen. Het ventje wordt allereerst uitgekafferd door zijn bezorgde moeder en vervolgens uitgekafferd door zijn liefhebbende vader.
Dat dit ook niet echt bevorderlijk voor de ontwikkeling van de keeper tot een “normaal” mens, spreekt voor zich. De menselijke geest is echter zeer complex en het jongetje gaat tijdens het straatvoetbal alleen maar harder zijn best doen om in ieder geval door zijn vriendjes geaccepteerd te worden en duikt zich menig ontwrichtte schouder, kapotte knie en gebroken pols. Dat hij ondertussen thuis bijna dagelijks fysiek gecorrigeerd wordt omdat zijn totale garderobe vol scheuren en gaten zit, ziet hij dan als noodzakelijk kwaad. Wanneer zijn ouders het vervolgens vertikken nog nieuwe kleding voor hem te kopen omdat hij ze toch weer zal vernielen, moet het joch in zijn gehavende spullen naar school waar hij natuurlijk direct keihard en ongenadig gepest wordt door zijn medescholieren die wel in de laatste kindermode van C&A en schoenen van Nike rondstappen. Kinderen zijn bikkelhard.
Het jongetje is ondertussen ook nog eens emotioneel verknocht aan het spelletje dat voetbal heet en zo melden zijn ouders melden het jongetje vervolgens aan bij een voetbalvereniging. Dan is hij ook wat vaker van huis zodat pa & ma eens wat anders omhanden hebben. Bovendien kan hij zijn capriolen uitvoeren op een grasveld wat weer een gunstige invloed heeft op de levensduur van zijn garderobe.
Bij deze vereniging belandt het mannetje opnieuw tussen de palen, waar hij de levende schietschijf voor zijn leeftijdsgenootjes wordt. Door schade en schande leert hij vervolgens dat een overwinning altijd wordt opgedragen aan diegenen die de doelpunten maken en dat een verloren wedstrijd steevast bij de doelman in zijn handschoenen geschoven wordt. Deze wetenschap rust als een vloek over de gemoedsrust van de sluitpost en de psychische druk op de jonge geest begint bijna onmenselijke proporties aan te nemen.
Op dat moment is er echter geen weg meer terug, zijn laatste kans op waardering is het houden van de “nul”.
Week in week uit staat de doelman met het klamme zweet in zijn schoenen op de doellijn, onder zijn schedel knaagt de gedachte dat een spits een foutje mag maken een en een verdediger zich eens mag laten dollen, maar dat een foutje van hem meteen fataal is. Dat een misser van hem, hem zijn plaats in het team zal kosten, dat hij bij een blunder de woede en toorn van de fans en zijn medespelers over zich heen zal krijgen.
De keeper is een wandelende tijdbom geworden. En dat maakt je best een beetje gek….
|