Ik had twee nachten slecht en weinig geslapen, maar lag toch nog wakker, wegens teveel cola en koffie in een sfeerloze woktoko. Vandaar dit verhaal.
- - -
Begeleid door het gefluit van zomerse vogels pakte Mark het pistool uit zijn lade. Een felle zon maakte zich meester van de vroege middaglucht. Late douw die zich vast had geklampt aan warme bloemen had geen schijn van kans. De weerberichten voorspelden later in de middag kans op regen, aangezien er bewolking vanuit het westen zou komen. Mark keek met zijn ellebogen op zijn vensterbank naar de lucht. Enkele wolken in de vorm van plukkerige slagroomvlokken tartten kortstondig de hegemonie van de koperen ploert, maar vooralsnog was hen een kort bestaan beschoren. De boodschap was echter duidelijk: houdt het hogedrukgebied in de gaten. Mark tikte met zijn pistool tegen de barometer en zag dat de luchtvochtigheidsgraad bovengemiddeld was. De zachte lucht die door zijn raam naar binnen kwam werd soms onderbroken door een kille vlaag.
De wolken hadden niet meer de vorm van toefjes toen hij op de hoek van de dorpsstraat wachtte op Dennis. "Altostratus", fluisterde Mark voor zich uit. De slagroomwolken waren uitgesmeerd tot een dunne, grijze laag die langzaam vanuit het westen opkwam. Sommige voorlopers wisten in een demarrage voor de zon langs te schieten en lieten voelen hoe koud het werkelijk was wanneer men spreekt van middagtemperaturen rond de veertien graden. Een frisse wind uit zee, nu niet meer verwarmd door de zon, deed Mark nog meer rillen. In een voorbarige geste hield hij zijn hand op.
Zonder schaduw aan zijn voeten kwam Dennis aanlopen. Ze gaven elkaar een klamme hand en keken naar de lucht. Dennis raadpleegde zijn horloge.
"’t Is bijna zover. Kom mee." Samen gingen zij, hun dunne jas bij de kraag dichthoudend.
Het alarm loeide door de koude lucht. Soms hard, soms zacht, al naar gelang de richting van de wind. De plastic tassen vol met gestolen geld flapperden luid. Achter de wolkenmassa was de zon nog wel te zien, maar hij gaf geen warmte meer. Het was een waterige bol die met de belofte van zwoele warmte de kou extra deed voelen. Mark en Dennis renden door de donkere straten van de stad, tegen een opstekende wind in. Hun oren voelden koud aan en Mark hield zijn hand vragend op.
Donkere wolken pakten zich plichtsmatig samen boven het dak van de auto waarin Mark en Dennis zaten. Pas over een uur zou het gaan schemeren, maar het begon nu al donker te worden. Nog even en de koplampen moesten aan. Van zon was nergens meer sprake. De bewolking had zich vanuit het westen des lands verspreid tot aan de oostelijke horizon. Het was stil op de weg, zoals op alle koude lentedagen. De wind flakkerde koud door de kier van raam.
Achter Mark en Dennis verschenen twee politieauto’s met zwaailichten. Mark draaide het raam helemaal open en hield zijn hand op.
"Dennis?" zei hij.
"Wat?"
"Ik denk niet dat we het droog houden."
- - -
LUH-3417
|