Langzaam kleurt de hemel orangje roze. In het groene dal spiegelt de ondergaande zon in een blauw meertje. Als je dichterbij zou komen zou je zien dat op het strandje aan het water een jongen en een meisje liggen. Ze zijn nog jong, een jaar of zeventien. Als je nog dichterbij zou komen zou je horen dat het heel rustig is op het strandje. Je hoort alleen het gekwetter van de vogels en het geruis van de wind. En als je heel dichtbij zou komen zou je zien dat een torretje verbeten probeerd zijn weg te vinden tegen het been van de jongen op. Die jongen, dat ben jij, en dat meisje....dat ben ik. Ik voel de zon branden op mijn gezicht. Langzaam open ik mijn ogen, om ze vervolgens snel weer dicht te knijpen tegen de felle zon. Waar ben ik? Hoe kom ik hier? Langzaam komt alles terug. De wandeling door het bos, al je verhalen over de dieren en planten, al je verhalen die langs me heen gingen. Omdat jou aanwezigheid mijn denken tijdelijk stil had gelegd. Ik herinner me ook weer hoe we beide met kleren aan het water in sprongen. Hoe jou lippen een tijdje later op het strandje de mijne raakte. Hoe ik daarna mijn ogen opende en jij verlegen naar de grond keek, schuw als een bang vogeltje zochten je ogen af en toe de mijne. We zeiden niets, minuten lang niet. Er waren ook geen woorden die het beter hadden kunnen doen dan de stilte. Je was mooi, plukjes goudblond haar hingen voor je ogen. Je ogen zijn blauw, helderblauw als de lucht met een stralend zon erachter. Je bloosde toen je vroeg of ik zin had om mee te gaan zwemmen. Je bent lief als je bloost. Op het strandje bloosde je ook. Plotseling keek je me recht aan. Snel keek ik neer. Zou je gemerkt hebben dat ik je al die tijd aan zat te staren? Verlegen vroeg je of ik het erg zou vinden als je het nog eens zou doen. Ik keek op en schudde nee. Eén seconde twijfelde je, één seconde blies de wind de haren uit je gezicht. Plotseling voelde ik de drang om je vast te houden, zonder na te denken sloeg ik een arm om je heen. Je glimlachte. Uren moeten we zo gezeten hebben. Samen in een stilte die niet verbeterd zou kunnen worden. Ik moet in slaap gevallen zijn. En nu lig ik hier met jou tegen me aan en durf ik me niet te bewegen uit angst je wakker te maken. Als je goed zou kijken zou je zien dat het water nu diep donderblauw kleurt in plaats van orangje van de ondergaande zon. Alsje je nog beter zou kjken zou je de tientallen sterren zien die twinkelend spiegelen in het donkere water.
Laatst gewijzigd op 23-05-2002 om 20:33.
|