Je moet een lijn trekken waar alle punten zo dicht mogelijk bij liggen.
De uitwerking geeft een lijn door de punten (10;39) en (12;45,5), dat lijkt best mogelijk.
Het hellingsgetal geeft weer hoeveel y stijgt bij een bepaald verschil in x. Bij een hoog hellingsgetal stijgt y heel snel, bij een laag hellingsgetal nauwelijks. Je zegt: het hellingsgetal is het verschil in y gedeeld door het verschil in x.
a = [y2 - y1] / [x2 - x1]
Hier is x1 = 10, x2 = 12, y1 = 39, y2 = 45,5. Dat haal je uit die punten die je hierboven hebt geselecteerd. Nu kan je a uitrekenen: a = 3,25.
Een rechte lijn heeft altijd de vergelijking y = a*x + b. Zonder die b zou de rechte lijn alleen door de oorsprong kunnen gaan. We weten a al, nu nog b. Daarbij mag je één van beide punten invullen. Je kan bijvoorbeeld punt 1 invullen:
y = a*x + b
(39) = (3,25)*(10) + b
b = 6,5
Je had ook punt 2 mogen invullen:
y = a*x + b
(45,5) = (3,25)*(12) + b
b = 6,5
Nu zijn alle gegevens van de lijn bekend: a = 3,25 en b = 6,5.
De vergelijking van de lijn is
y = 3,25*x + 6,5
Delta wordt soms gebruikt om een verschil aan te geven.
∆y = y2 - y1
∆x = x2 - x1
|