(Na een hele tijd weer een deeltje erbij, misschien dat er nog een stukje tussenkomt, maar bij mij veranderd er altijd superveel terwijl ik bezig bent met schrijven, dus na 10 hoofdstukken kan bv een stukje in het begin nog veranderen)
Het rook raar hier, een beetje naar de zee of naar de wind. Maar hoe kon het dan dat het alleen maar donker was. Ze was wakker geworden van het geluid van stromend water en fluisterende stemmen die zowel bekend als vreemd klonken. Aarzelend ging ze rechtop zitten en keek het vertrek rond. Ze was alleen. Of toch niet? In de hoek recht tegenover haar zag ze iets, maar haar blik was nog wazig van de slaap. “Dat werd tijd,” hoorde ze een mannenstem zeggen en wat ze gezien had in de hoek bleek nu een man te zijn, een jongen eigenlijk nog. “Heb je honger?” vroeg hij haar met een vriendelijke stem. Ze dacht even na en terwijl ze hem in haar opnam knikte ze aarzelend. “Ja, ik geloof het wel” Hij glimlachte en liep naar de deur van het vertrek, waarop hij klopte en iets zei in een taal die ze niet begreep. De deur werd geopend en het licht overviel haar, het was als een flits en snel sloot ze haar ogen. Toen ze de deur weer hoorde sluiten opende ze haar ogen weer en keek, nu met een wat minder wazige blik, het vertrek voor een tweede keer rond. Er waren geen ramen, alleen muren, en het leek haast ondergronds te zijn. Over de muur tegen over haar liepen kleine straaltjes water en links in de hoek was een klein kraantje en een soort wasbak. Meer dan het groezelige matrasje waar ze op lag was er niet, hoewel het een vrij grote ruimte was.
Ze ging met haar rug tegen de muur zitten en vroeg zich af waar ze nu was, hoe ze er gekomen was en wat er was gebeurd. Ze wist het niet, het enige wat zich in haar hoofd vormde was een lichte hoofdpijn en ze besloot maar weer even te gaan liggen. Langzaam doezelde ze weer in slaap en werd even later gewekt door de deur die weer open ging. Dezelfde jongen als zojuist kwam binnen met wat brood en wat water. “Hier,” zei hij terwijl hij haar het brood aanreikte, “Het is het enige wat ik nu kan vinden dus je zal het ermee moeten doen.” Ze mompelde een bedankje en nam een hapje van het brood. Het smaakte alsof het al dagen oud was, maar ze merkte dat haar lichaam dankbaar reageerde op het eten en at het gulzig op. “Had je zo’n honger?” vroeg de jongen haar lachend. Ze was helemaal vergeten dat ze niet alleen was en veegde beschaamd haar mond af. Ze lachte een beetje en knikte. Aarzelend zei ze: “Waar ben ik eigenlijk? En hoe kom ik hier? En… wie ben jij eigenlijk?” De jongen glimlachte alsof hij de vraag al verwacht had en zei: “Je bent in ons fort, je was flauwgevallen, dus hebben we je in een wagen gelegd, met die twee andere meisjes en hierheen gebracht. Ik heet Elden en ik heb op je gepast. Maar nu heb je dat niet meer nodig en dat ga ik even melden.” En voor ze het wist was hij de deur al uit. Op haar gepast, hoe hij het ook zei, alsof ze een kind was. Nou, ze zou ze heir wel duidelijk maken dat ze geen kind was. Ze was immers de mooiste vrouw van het dorp, dus zou ze hier ook wel de mooiste vrouw zijn. En dat kwam haar altijd goed van pas…
__________________
Practice makes perfect..
|