Omdat ik er zelf ook een verslag over heb moeten maken, hieronder wat fragmenten.
“ Hij maakt een gebaar naar de andere deur. En ook in haar gezicht zag hij die somberheid dalen, die vleug van wantrouwen.
‘Een R?’ zei Lemorne.
‘Ja.’ Ze begon te lopen, haar blikjes in de hand. Hij reikte naar de achterbank; voor ze bij haar deur was had hij het flesje al omgekeerd en de natte prop in zijn hand.
Ze ging zitten en draaide zich naar de doos.
‘Pardon, een moment,’ zei Lemorne, en hij reikte achter haar langs. In een plotselinge wilde ademhaling veerde ze van hem weg; Lemorne kromde zijn arm en drukte zijn hand in haar gezicht, trillend en krachtig.
Ze spande haar rug, als een schoonspringster die klaar staat op de plank – toen liet ze haar blikjes vallen en gleed langs de bank omlaag.
‘Hebbes,’ dacht Lemorne.
Hij startte en reed het parkeerterrein af, de Autoroute du Soleil op.”
“Uit de tas met vakantielectuur nam hij een blocnoot en een ballpoint en met de nog warme motorkap als onderlegger schreef hij: Sas. Ik ben je kwijt. Ik zoek je. Als je hier komt, blijf dan bij de auto. Rex x x x. Hij deed het velletje onder een ruitenwisser.”
De beklemming in het kleine zwarte hok van de auto had haar bijna gek van angst gemaakt; het was even eenzaam geweest als in haar nachtmerrie van het Gouden Ei. Toen ze klein was had ze eens gedroomd dat ze opgesloten zat in een gouden ei dat door het heelal vloog. Alles was zwart, er waren niet eens sterren, ze zou er altijd in moeten zitten, en ze kon niet doodgaan. Er was maar één hoop. Er vloog nog zo’n gouden ei door de ruimte, als ze tegen elkaar botsten zouden ze allebei vernietigd zijn, dan was het afgelopen. Maar het heelal was zo groot! (Bladzijde 14)
__________________
In the depths of a mind insane, fantasy and reality are all the same...
|