Mijn eerste verhaaltje hier
commentaar?
Megalomanie.
...Hoewel nog ongeboren was ik bereid mijn leven te geven voor macht, opnieuw sterfelijk te worden in een andere gedaante.
Ik, als liefhebber van abstractie, gaf de voorkeur aan het onbekende. Een toekomst met daarin de dood, omgeven door het onheilspellende van het leven. Als vermomde kluizenaar kwam ik onder de mensen en leefde hun verhalen na, ontdekte ik hun geheimen. Mijn ware identiteit zou verborgen zijn, blijven hangen achter de leugens van het leven.
Een granieten masker was mijn enige schuilplaats voor mijn machtswellust, al duizenden keren lijmde ik zijn scheuren met mijn onvervalste, vriendelijke glimlach die mij na een verspreking opnieuw tot de mens bracht.
Gewoonlijk doorzag ik mijn slachtoffers en wist ik hun gedachten keer op keer feilloos te peilen. Zo kon ik ze op afstand houden als ik vermoedde dat ze dichter bij me zouden komen dan ik wilde toelaten. Ik drong door tot hun gevoelens en manipuleerde ze tot wat ik perfectie noemde. Tot zij kwam.
Zij weerspiegelde mijn zonden op de rand van haar geest, maar sloot zich bewust af van de vragen die ik op haar gedachten afvuurde. Ze keek me met grote, oprechte ogen aan. Ze was bijzonder, ze leek boven de grond te zweven. Zo helder als ze sprak, zo bang was ik haar stem te breken met een tegenargument als ik het niet met haar eens was. Ze duldde geen tegenspraak.
Hoewel ik bang was mijn gedachten aan haar te geven, liet ik haar toe in mijn geest. Ze tastte in het duister, maar vond het licht om me te begrijpen. Ik verwachtte afschuw, maar ze gaf me een goedkeurende blik. Ik voelde me vertrouwd met haar, al kon ik niet echt zien wat ze dacht door haar geestbarrière. Ik praatte met haar, openlijk, over alles wat ik dacht en zij polijstte mijn masker. Ik zou haar moeten zien als slachtoffer, vijand misschien, maar ze was mijn compagnon.
Het had me moeten opvallen. Ze was te lief, begreep te veel van iets dat niet bestond. Toch was alles mijn eigen schuld, ik ontdekte te laat dat ze een godin was, en dat het jaloezie was dat haar dreef. Ze wilde mijn macht. Ik weigerde met haar samen te werken, zette mijn masker weer op. Ze ging, maar liet de tijd achter.
Ik wiegde de tijd die mij nog restte in mijn armen in de hoop mijn lot te ontwijken, maar de tijd was sterker en vond mijn schuilplaats en verwoestte mijn masker. Het weerstond mijn helende glimlach en verslond daarmee mijn gedaante. Dichter bij de grens ruilde ik mijn bewustzijn voor nieuwe dromen. Toegedekt door de hemel en gekust door de dood viel ik in een onrustige slaap...