Registreer FAQ Berichten van vandaag


Ga terug   Scholieren.com forum / Kunst & Cultuur / Verhalen & Gedichten
Reageren
 
Topictools Zoek in deze topic
Oud 27-12-2005, 17:18
Jurtje
Avatar van Jurtje
Jurtje is offline
Mist
Het was kil en vochtig weer op de dag van de begrafenis van Ruben Steering. Het zware geluid van de klokken sneerde de mist nog eens extra door de straat waardoor Ruben in een lijkwagen naar de kerk werd gereden. De chauffeur van de wagen, een stakerige oude man, die diep over het stuur gebogen hing en aan wie de dood ook onmiskenbaar knaagde, had de lichten ontstoken.
Het was druk in de kerk. De mensen zaten in de banken op elkaar gepakt en ook in de zijgangen en achterin stond het vol. In geen jaren was het zo druk geweest in deze kerk.
Raymond zat op de tiende rij, op het hoekje bij het middenpad. Twee banken voor hem zag hij Karin Spotters zitten en nog een paar klasgenoten, en ook Beukers, de lerares Frans. Een rij daarvoor zat de rector met naast zich conrector Bloemers. Helemaal voorin aan de andere kant van het middenpad zaten Rubens ouders en de broer van Ruben. Raymond nam tenminste aan dat het zijn ouders en zijn broer waren, want waarom zaten ze anders op de voorste bank? Kennen deed hij hen niet. Hij had hen nog nooit eerder gezien, maar zo half van opzij dacht hij wel te kunnen zien dat Ruben veel op z’n vader leek. Ze hadden in ieder geval allebei hetzelfde krulhaar. Eigenlijk hoorde hij in diezelfde bank te zitten, vond hij, bij Rubens ouders en bij Rubens broer. Maar niemand wist dat behalve hijzelf.
Nu zat hij op de tiende rij alsof hij zomaar een van de vele bekenden van Ruben was geweest; iemand die toevallig bij hem in de klas had gezeten, zoals tientallen anderen. Maar zo was het niet. Voor Ruben had hij meer betekend. Dat wist hij heel zeker. Ze waren verliefd op elkaar geweest, heel erg verliefd, al hadden ze dat nooit tegenover elkaar uitgesproken. Maar wel bijna, echt bijna. Daarvan was Raymond overtuigd. Hoe vaak hadden ze elkaar de laatste weken wel niet aangekeken? In de klas, op de gang, in de kantine, buiten. Overal hadden hun ogen elkaar steeds gezocht. Keer op keer had hij in zijn ogen gezien hoe verliefd hij was. Verliefd op hem. En hij was verliefd op hem. En ze zouden het elkaar ook beslist heel snel gezegd hebben als dat vreselijke ongeluk niet gebeurd was. Nu kon het niet meer, want nu was Ruben dood. En niemand, zo treurde Raymond, misschien wist niemand van hun verliefdheid af. Hij had het thuis niet verteld en ook tegen niemand uit zijn klas. En vrienden aan wie je zoiets zou vertellen, had hij niet. Voor hem maakte het feit dat waarschijnlijk niemand het wist, alles nog droeviger, nog troostelozer dan het al was.
Elke keer als de kerkdeur openging, klonk het geluid van de klokken nog eens extra hard. Het waren echte doodsklokken, vond Raymond. Ze schreeuwden Rubens dood over de hele stad uit: hij is dood, hij is dood, hij is dood. Opnieuw galmden ze nu extra hard, en opeens stond iedereen op. Raymond stond als vanzelfsprekend ook op en keek even om naar achter in de kerk, waar hij de doodskist zag die door mannen in zwarte pakken naar voren werd gedragen. Hij verstijfde eerst helemaal, maar een paar seconden later voelde hij zijn rechter been trillen, toen zijn linker, en daarna zijn hele lijf. Hij moest gaan zitten om de trillingen in bedwang te kunnen houden. Nu hoorde hij de voetstappen van de kistdragers naderen, terwijl de klokken zachter begonnen te luiden. De dragers waren vlak bij hem en Raymond vreesde dat ze naast hem stil zouden blijven staan en hem vragend aan zouden kijken. Maar natuurlijk liepen ze door, met trage pas gingen ze voorbij. Raymond keek even opzij naar de kist en de dragers, en sloeg toen zijn handen voor zijn ogen. Ergens diep vanuit zijn lichaam brak een kreet naar buiten: Aaaah. En het was alsof die kreet beantwoord werd door anderen, want opeens klonken er meer kreten door de kerk, achter hem en voor hem en van de andere kant van het middenpad. Hij voelde hoe de vrouw die naast hem zat – hij kende haar niet – een arm om hem heen sloeg en hem een beetje naar zich toe trok. Hij verzette zich er niet tegen. Zonder de vrouw aan te kijken, leunde hij schokschouderend tegen haar aan. Maar na een paar tellen al maakte hij zich weer los uit de troostende arm. Hij keek naar voren en zag de jongen van wie ze aannam dat hij de broer van Ruben was, uit zijn bank stappen en naar voren lopen tot aan het spreekgestoelte. Het moest een oudere broer van Ruben zijn, meende Raymond, en hij zag dat ook hij op Ruben leek. Hij haalde een papier uit de binnenzak van zijn colbert. De klokken zwegen nu helemaal en ook verder was het stil, onheilspellend stil, met alleen af en toe een zenuwachtige kuch en het geluid van een neus die gesnoten werd. Raymond zelf probeerde krampachtig de stilte niet te doorbreken.
‘Mijn broer is dood,’ begon de jongen zijn toespraak. ‘Vorige week zaten we nog vrolijk samen aan tafel, en nu is hij dood.’
Raymond luisterde met een brok in zijn keel. Hij vroeg zich af of Ruben tegen zijn broer misschien iets over hem gezegd had. Dat ie verliefd was op een jongen met kort blond haar uit zijn klas en dat ie dacht dat die jongen ook verliefd op hem was. Dat ie van plan was hem binnenkort, misschien zelfs morgen al, mee uit te vragen.
‘Jij wel,’ had Rubens broer waarschijnlijk gezegd.
‘Nee, ik meen ‘t,’ was Rubens reactie ongetwijfeld geweest. En Raymond dacht dat Ruben inderdaad van plan was geweest hem de volgende dag mee uit te vragen, maar dat hij ...
Het was gebeurd op weg naar school. Volgens een paar vrienden van Ruben met wie hij altijd naar school fietste, was een automobilist door rood gereden. Niet Ruben dus, maar de automobilist. De auto had Ruben vol geraakt, waardoor hij door de lucht was gevlogen en tegen een boom was gesmakt. Hij moest op slag dood zijn geweest.
‘Ruben was niet alleen mijn broer,’ hoorde Raymond Rubens broer zeggen, ‘hij was ook mijn vriend.’ Die laatste woorden – hij was ook mijn vriend – herhaalde Raymond een paar keer in gedachten: hij was ook mijn vriend.
Rubens broer liep weer terug naar zijn plaats in de voorste bank. Nu stond de rector van school op en liep naar het spreekgestoelte. Wat wist hij van Ruben, vroeg Raymond zich af. Had conrector Bloemers of de lerares Frans niet beter iets kunnen zeggen? En direct zou ook Karin Spotters nog gaan spreken, wist Raymond. Waarom zij? De rector was het komen vragen in de klas. ‘Wil iemand van jullie bij de begrafenis van Ruben misschien een herinneringswoordje spreken?’ Karin had meteen haar vinger opgestoken, terwijl Raymond gewoon wist dat Karin eigenlijk nooit met Ruben was opgetrokken. Maar de rector had onmiddellijk ingestemd.
Ze hoorde de rector nu voor in de kerk zeggen dat Ruben een goede en vooral ook aardige leerling was geweest, die met iedereen op school goed had kunnen opschieten. Dat klopte, vond Raymond. Hij was geen braniemaker, en geen pester geweest, maar juist een stille, rustige jongen. Niet extreem stil, maar gewoon rustig, bescheiden, en bovenal vriendelijk. Raymond geloofde niet dat hij ooit verkering met iemand had gehad. Tenminste niet iemand van school, want dan had hij het moeten zien. Al een jaar lang lette hij speciaal op Ruben en Ruben ook op hem, dacht hij.
De rector roemde Rubens voetbaltalenten, die er mede voor hadden gezorgd dat het schoolelftal dit jaar bij schoolvoetbal de kampioen van Nederland was geworden.
Raymond was nog naar de finale wezen kijken. Verstand van voetballen had hij niet, maar hij had wel gezien dat Ruben inderdaad een goede speler was, die bovendien het winnende doelpunt had gemaakt. Hij had voor hem geklapt en zelfs een keer ‘hup Ruben’ geroepen toen hij vlakbij hem langs de zijlijn rende. Drie maanden geleden was dat nog maar. De avond na die wedstrijd was er een feest geweest op school en toen had hij nog even met hem staan praten. Op dat moment of op een ander moment had hij meer lef moeten hebben en hem heel duidelijk moeten laten merken dat hij verliefd op hem was, stelde hij spijtig vast. Nu was het te laat.
De rector had zijn toespraak beëindigd. Een vrouw die de bijeenkomst leidde, riep Karin Spotters naar voren om namens de klasgenoten van Ruben een herinneringswoordje te spreken.
Raymond mocht Karin niet zo. Ze kon nogal overdreven, aanstellerig doen, vond Raymond. Je wist bij haar nooit zeker of ze iets meende of deed alsof.
De morgen dat Ruben verongelukt was, wist iedereen het al voordat de lessen begonnen waren. Behalve Karin, want die kwam vijf minuten te laat binnen. Zij wist dus van niets toen ze de klasdeur opendeed en iedereen met een ontsteld of betraand gezicht zag zitten, en voor in de klas ook nog de conrector zag staan. ‘Is er iets gebeurd?’ had ze gevraagd toen het doodstil bleef nadat ze binnen was. De conrector had gewacht tot ze op haar plaats zat. Toen had hij gezegd: ‘Ruben heeft een dodelijk ongeluk gehad.’
‘Is ie dood?’ had Karin gevraagd.
De conrector had geknikt, en daarop was Karin flauwgevallen. Zogenaamd, dacht Raymond, want hij had wel eens iemand echt zien flauwvallen en dat was toch heel anders gegaan dan bij Karin.
Zelf had hij het ook al gehoord voordat de lessen waren begonnen. Hij kon het eerst niet geloven, maar iedereen zei dat het waar was. En toen hij besefte dat het dus echt wel zo moest zijn, had hij vreselijk moeten huilen. Hij was tegen een muurtje gaan zitten, met zijn hoofd tussen zijn benen. Vieveke Theunissen, een klasgenote was nog naast hem komen zitten en had hem mee naar binnen genomen toen de bel was gegaan.
Ruben.
Ze hoorde Karin de naam uitspreken met een lichte klemtoon op de tweede lettergreep. Zo had niemand hem ooit genoemd.
‘Ik spreek hier namens de klas, maar ook namens mijzelf,’ zei Karin Spotters, ‘ want behalve dat ik een klasgenoot van Ruben was, was ik sinds drie weken ook zijn vriendin.’ Raymond wist niet wat hij hoorde:’... was ik sinds drie weken ook zijn vriendin.’ Hij rechtte zijn rug om Karin Spotters beter te kunnen zien staan. Het kon niet waar zijn. Daar had hij anders iets van moeten merken en hij had er helemaal niets van gemerkt. Ruben had juist voortdurend naar hem gekeken en niet of nooit naar Karin, dat wist hij heel zeker. Het kon dus eenvoudigweg niet waar zijn wat Karin zei. Het was belachelijk en een schande dat ze hier nu op de begrafenis van Ruben hem van hem af probeerde te pakken. Dat kon niet en dat mocht niet. Terwijl Karin Spotters verder sprak, stond Raymond op uit zijn bank en bijna als in trance liep hij naar voren, naar de plek waar de kist stond, met daar een paar meter achter het spreekgestoelte en Karin Spotters. Hij zag hoe Karin hem aankeek en hij meende te zien dat ze begreep dat hij, de echte vriend van Ruben, naar voren kwam. Maar nog voor Raymond de kist van Ruben bereikt had, was er iemand die hem tegenhield en een arm om hem heen sloeg. Het was dezelfde arm die hij eerder al om zich heen had gevoeld; de arm van de vrouw die in de bank naast hem had gezeten. Even wilde hij schreeuwen, schreeuwen naar Karin Spotters en naar iedereen die in de kerk was:’Ik ben Rubens vriend!’ Maar de brok in zijn keel was zo groot dat geen enkel geluid eraan voorbijkwam. Hij vlijde ook nu zijn hoofd tegen de schouder van de vrouw aan. En de vrouw liep langzaam met hem naar buiten. Daar wachtten de mistflarden, die Raymond soms onzichtbaar maakten.
__________________
Le(t)s bi gay
Met citaat reageren
Advertentie
Oud 27-12-2005, 19:50
Verwijderd
Eigenlijk heb ik het met moeite uitgelezen. Ik vind het niet zo goed. Het idee is wel leuk, orgineel zelfs, maar de uitwerking kan stukken beter. Je legt te veel uit, strooit met namen, herhaalt dingen onnodig en hebt er op een of andere manier iedere alinea een anticlimax in weten te krijgen. Soms is je schrijftstijl erg leuk en pakkend maar de volgende regel maakt het dan weer stuk, jammer.
Met citaat reageren
Advertentie
Reageren


Regels voor berichten
Je mag geen nieuwe topics starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag geen bijlagen versturen
Je mag niet je berichten bewerken

BB code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit

Spring naar

Soortgelijke topics
Forum Topic Reacties Laatste bericht
Flora & Fauna Wat doe je als je hem/haar mist?
diaanbnaan
11 07-01-2007 11:00
Verhalen & Gedichten mist, missen, raak
AskMeAnything
7 03-10-2006 21:50
Verhalen & Gedichten Hoe de kogel miste
Verwijderd
4 27-06-2004 17:14
ARTistiek [Foto's] Mistige ochtend
Onlyme
69 04-11-2003 14:45
Verhalen & Gedichten De muur van mist...
Valentijn
1 12-09-2003 09:31
Verhalen & Gedichten Mist
Verwijderd
2 27-12-2002 10:51


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 11:21.