Pijn. Nee, geen pijn. Alleen maar een dof gevoel in mijn hoofd. Ik kruip door de tent om uit de buurt te blijven van de opblaasstoel die het op mijn hoofd gemunt heeft. Dit is mijn straf voor mijn leugen. Het was niet eens een leugen. Ik heb alleen gezwegen, maar zwijgen is geen liegen. Ik heb niet gelogen en die vliegende opblaasstoel is geen straf, maar botte, keiharde wraak. En het weten waarom betekent nog niet dat ik het rechtvaardig vind. Een gebogen gestalte die zijn hoofd beschermt tegen alles wat op hem neerdaalt.
Mayonaise. Ik heb nooit geweten dat mayonaise zo'n misselijkmakend geurtje heeft. Nu weet ik dat dus, nadat Bart per ongeluk gemorst heeft met de pot. En nu doe ik ook moeite om het niet op een kotsen te zetten. Die moeite wordt door Niels opgemerkt: "Als jij hier gaat kotsen, dan laat ik het je ópeten." Dit is dus mijn vakantie, met een paar kameraden. De sfeer is beregezellig en ik ben uitermate populair. Als zeik- pis- en strontpaaltje, om precies te zijn. Vooral Niels heeft veel op me aan te merken, maar gezien zijn nogal stevige lichaamsbouw produceert hij natuurlijk nogal veel ontlasting. Ik haat hem. Ik haat hem en zijn hele vette gestalte. Hem en zijn geirriteerde zuchten als er weer op mij gewacht moet worden. Hem en zijn hele persoon, die me machteloos, woedend en bang maakt. Zijn openlijke hufterige grappen en streken. Ik heb gezwegen. Maar vraag me dan waarom ik heb gezwegen! Dan zal ik vertellen. Maar niemand vraagt me iets. Ze lachen en praten achter mijn rug om. Lachen en praten in hun veilige benepen warme wereldje. Nee, ze zwijgen. Zwijgen, maar ik zie hoe ze kijken en ik merk hoe ze doen. Ik merk wát ze doen.
Een keer een ongemerkte kopbal maken is leuk. Een keer een opgemerkte kopbal maken met je achterhoofd is minder leuk. Tientallen keren een hardleren bal tegen je hoofd krijgen is bepaald onprettig. Een bal proberen te pakken en dan een douw krijgen van Olivier, die zo'n dertig centimeter langer is, en veel sterker, zodat je valt en je knie openligt, dat is ook niet mijn ultieme zomervakantiebesteding.
Dus dook ik, in de dagen van de verzengende hitte, zoveel mogelijk achter Maaike weg. Maaike aanwezig betekende dat Niels en de zijnen niet verder gingen dan een zucht. Maaike aanwezig betekende voor mij ook nog wat gezelligheid. Maar de meeste dagen van de verzengende hitte schuilde ik in mijn tentje, groenblauw schemerig en kokendheet huisje van kunststof. Dromend van Caroline, dromend van hoe aantrekkelijk ze was. Maar wie droomt heeft zijn ogen gesloten. En wie ogen heeft om te zien, ziet. Maar ik zag niets. Pas nu zie ik. Zie ik mezelf, door alle lagen beschermd vernis die de tijd heeft opgebouwd. Mezelf, anderhalf jaar eerder. Maar ik herken hem niet meer. Hij droomt. Ik ben wakker.
__________________
We leven, we ademen.
|