7.30: In de keuken
*Welk beleg moet ik voor jou meenemen?
-Ik weet het niet, wat neem jij?
*Jam.
-O, dát hoef ik niet. Blegh…
*Ik neem toch altijd jam, wat is daar mis mee?
-Niets, maar ik zat zo te denken… Eigenlijk is dat nogal vies, jam is zo vloeibaar en dan maakt het je brood nat en nat brood is echt walgelijk, vind je niet?
*Je moet het gewoon opeten voordat het in je brood is getrokken.
-Nou, ik weet niet, hoor. Voortaan eet ik geen jam meer. Ik gruwel ineens van het idee. Geef mij maar beleg dat stevig is.
*Dan kun je ook geen honing meer eten en daar houd je nog wel zo van.
–Ha! Honing maakt je brood juist hard, zo korrelig. Dat vind ik juist lekker. Jam daarentegen…
*Jaja, ik weet het. Houd nu maar op met dat gezeur, je bederft mijn eetlust.
-Sorry… Dat was niet mijn bedoeling.
*Maar wat wil je nu hebben dan? Vlees, pindakaas, chocoladehagelslag?
-Ehm…
*Wat is er nu toch? Normaal twijfel je daar ook niet zo lang over. Ik word hier een beetje moe van, hoor. Wees nu eens gewoon duidelijk.
-Wil je met me trouwen?
(ik wilde proberen meteen op de computer te tikken, dat doen we voorts ook maar niet meer. En ik zit nog steeds te twijfelen of het zo niet nogal onrealistisch overkomt. Het is best lastig een dialoog uit te schrijven, omdat mensen woorden nooit helemaal zo zeggen als dat je ze schrijft.)
__________________
Het werkelijke leven is een veel oppervlakkiger gedoe dan men zichzelf bekennen wil. (T. Thijssen)
|