Waarmee ik bedoel dat dit stukje (nog) geen titel heeft.
Omdat zij in ‘s-Hertogenbosch woont en ik in Empel, was het meer dan logisch dat wij samen naar Utrecht zouden reizen. Met zijn tweeën is immers veel gezelliger dan alleen, toch? “Toch?”, drong ze aan en ik knikte, omdat het me het beste leek om in mijn eerste week op de universiteit iedereen te vriend te houden. Er was nog tijd genoeg om te bedenken hoe ik me hieruit zou kunnen redden. Ik zou haar per ongeluk steeds mis kunnen lopen, ik zou een chronische laatkomer worden… Helaas liggen zulk soort dingen niet in mijn aard. Ik ben graag ruim op tijd en met verstoppertje werd ik altijd als eerste gevonden. En hierdoor komt het dat ik elke dag ruim een uur met iemand opgescheept zit die ik eigenlijk niet kan uitstaan. Natuurlijk, ik kende haar op dat moment nog totaal niet, misschien zou het allemaal nog erg meevallen, maar mijn voorgevoel vertelde me dat ze me voortdurend op de zenuwen zou werken. Ik wil best toegeven dat mijn voorgevoelens altijd negatief zijn, maar dat betekent nog niet dat ze ongelijk hadden.
Deze keer had mijn intuïtie het in elk geval bij het rechte eind, al vanaf de eerste dag in de trein verveelde ze me met haar verhalen over haar talloze familieleden en vriendinnen. Ik begreep niet hoe ze in staat was geweest zoveel vriendschappen te sluiten, maar daar durfde ik niet naar te vragen. Geloof het of niet, maar ik ben een keurig opgevoed meisje, dus ik hoorde braaf haar belevenissen aan en vertelde zelfs af en toe iets over mijzelf. Na een paar weken begon ik aan haar gebabbel gewend te raken en slaagde ik erin tegelijkertijd de Spits te lezen en voldoende antwoord te geven. “Ja… Ow ja. Echt?”, zijn mijn favoriete uitdrukkingen geworden. Zij accepteerde mijn korte antwoorden, zag ze zelfs aan voor interesse en beschouwde me hoe langer hoe meer als een vriendin. Net zoals ik haar steeds meer als een buitengewoon irritant persoon zag. Ik vond haar vergelijkbaar met een zoemende mug in de slaapkamer: het was vervelend, maar het kostte teveel moeite om er iets aan te veranderen. Eigenlijk snapte ik ook niet goed waarom ze bij mij in de trein wilde zitten, echt vriendelijk was ik niet, hooguit beleefd. Maar ik vermoed dat dat “bij dit soort mensen” genoeg is.
Als ik een tentamen heb gemaakt, vind ik het altijd fijn om het achteraf te bespreken. “Wat vond jij ervan? Denk je dat je het goed hebt gemaakt? Vond je ene vraag ook zo raar?” Dat soort dingen. Ik was na mijn tentamen dan ook bijna blij dat ik niet alleen in de trein zat, maar dat veranderde al snel. Ikzelf vond het best een goed tentamen en had het idee dat ik het wel aardig gemaakt had, maar zij kon alleen maar zeuren. “Die ene vraag hadden we toch helemaal niet hoeven leren, wat had jij daarbij?”, vroeg ze. Ze luisterde niet echt naar mijn antwoord, in plaats daarvan scandeerde ze gedetailleerd wat zij had opgeschreven. Ik kreunde inwendig, want zij had een heel andere invalshoek dan ik genomen. Toen ik haar dat zei, raakte ze in paniek en wist ze zeker dat ze het volkomen verkeerd had gedaan. Dat was uiteraard niet zo, ik kreeg een zeven terug en zij een 8,6. Doorgaans ben ik blij met zevens, maar deze keer zat er een wrange bijsmaak aan.
Een andere keer zag ze de sudoku in mijn Spits staan en vroeg ze of ik die ooit maakte, waarop ik ontkennend antwoordde. Daarop vertelde zij dat ze er een puzzelboekje van had en er erg goed in was. Mijn opmerking: “Leuk voor je”, was deze keer niet genoeg, ik kreeg een pen in mijn hand geduwd en de opdracht de sudoku te maken.
Ik ben slecht in puzzels, ik ben slecht met getallen. Sudoku’s zijn dan ook totaal niets voor mij, maar omdat ik de beroerdste niet ben, besloot ik het te proberen. Helaas kwam ik er een kwartier later achter dat er ineens in een rij twee achten bleken te staan. “Hij klopt niet”, zei ik en ik legde de krant weg. “Dat zou ik dus echt nooit kunnen”, kraaide ze tot mijn verrassing. “Als ik eenmaal met iets bezig ben, wil ik het per se afmaken. Ik kan er absoluut niet tegen als ik een onafgemaakte puzzel heb, dan word ik helemaal gek en doe ik ’s nachts geen oog meer dicht.”
“Goh”, zei ik.
Vandaag heb ik haar een mailtje gestuurd met de volgende tekst:
“Hoi, ik hoop dat jij me kan helpen met dit raadsel. Je hebt twaalf lucifers nodig en die leg je zo:
__ __
|__|__|
|__|__| Nu moet je er drie verplaatsen, om drie gelijke vierkanten over te houden. Veel succes!”
[edit] Hij is wat uit vorm, maar het moeten nu dus vier gelijke vierkanten voorstellen. In Word is me dat wel gelukt