Toen we op een dag wakker werden
Ik vroeg me af wat er aan de hand was en of wij de enige overlevenden zouden zijn, maar toen vertelde hij dat ook wij zouden sterven. “En het is nog niet te laat, momenteel ademt iedereen nog.” Alsof ademen het enige kenmerk van leven is, alsof wij iets aan zijn plannen konden veranderen. Op dat moment was de wereld volkomen grijs van kleur, alle gebouwen waren krotten geworden en straalden wanhoop uit. Binnen in de gebouwen hadden we de slapende mensheid kunnen zien, als hij dat had gewild. Hij had ons met onze kwetsbaarheid kunnen confronteren, maar hij deed juist het tegenovergestelde. Ik was de enige die scheen te beseffen dat dit zijn doel was, dat hij wilde dat wij dachten dat het goed kwam om dan genadeloos toe te slaan. “Een raadsel”, noemde hij het. “Als je een beetje je best doet en mijn plan begrijpt, zul je de mensheid redden.” De hoonlach op zijn gezicht viel niemand op, ze waren te druk met hopen. En de rest sliep.
Ik vermoedde dat het een fout was, dat ook ik had moeten slapen. Of misschien was ik juist een onderdeel van zijn spel, de framboos op de kwarktaart. Misschien wilde hij dat er één iemand van begin af aan getuige was van zijn genialiteit. Hij wist dat ik de enige was die begreep dat het menens was, daar was ik van overtuigd. Zijn staalgrijze ogen boorden zich in de mijne terwijl hij zijn werkplanning uit de doeken deed. “Morgen zullen we een puzzel oplossen en schilderen, dat zal de dag met de meeste mogelijkheden voor jullie zijn. Donderdag bedrijven we het spel van de liefde. Sommigen van jullie kennen het al en zullen het met me eens zijn dat de rest het ook moet hebben meegemaakt. Zie, zo aardig ben ik nu!” Iedereen knikte braaf. “Vrijdag zal de wereld vernietigd worden, tenzij jullie mijn plan dwarsbomen.” De rillingen liepen over mijn rug toen ik een van de uitverkorenen zenuwachtig hoorde giechelen.
Op dat moment wist ik dat ik de volgende dag als enige zou moeten braken tijdens het maken van de puzzel en dat alleen hij dat zou begrijpen en het me daarom zou toestaan om met hart en ziel naar Jezus te bidden, terwijl de rest me had willen dwingen om normaal mee te doen, overtuigd als ze waren van hun kracht om alles weer gewoon te krijgen, al wisten ze niet meer wie ze voor gisteren waren geweest. Wat ik overigens ook niet meer wist. Ik wist wel dat er die donderdag een kleurloze, matte en zinloze orgie zou ontstaan en dat hij, de vernietiger, me zou dwingen seks met hem te hebben. Ik wist dat op vrijdag de zuurstof langzaam op zou raken en dat ik de enige zou zijn die dat niet erg zou vinden, omdat de gedachte aan de stupiditeit van de anderen me teveel zou zijn.
Op dat moment wist ik dat ik Jezus zou ontmoeten, dat de wereld steeds grijzer zou worden en dat het laatste wat ik zou horen iemands zenuwachtige gegiechel zou zijn, want de rest sliep.
Ik wist het alleen niet zeker.
__________________
Het werkelijke leven is een veel oppervlakkiger gedoe dan men zichzelf bekennen wil. (T. Thijssen)
|