Woede., 14 december 2005
‘Rot op.’ Met haar rug naar hem toegekeerd stond ze in een hoek van haar kamer. ‘Ga alsjeblieft weg.’ Het klonk als een bevel. ‘Flikker op, wil je?’ Demonstratief sloeg ze haar armen over elkaar. Ze zou het hem niet vragen, alleen maar dwingen. Hij moest weg.
Jammer genoeg was hij nog koppiger dan zij. Toen ze hem maar niet weg hoorde gaan, gaf ze eindelijk toe en draaide zich om. ‘Sta je daar nou nog steeds?’ beet ze hem toe.
‘Wat voor recht heb jij om mij dingen op te dragen?’ vroeg hij haar kalm.
‘Het recht van je te houden,’ zei zij, plotseling verlangend en lief. Haar boosheid leek als sneeuw voor de zon verdwenen te zijn.
‘Ja, en dus?’ vroeg hij door.
‘En dus heb ik iets over jou te zeggen. Ik houd immers van je en daarom mag ik zeggen dat je weg moet gaan. Ik wil dat.’ Haar woorden klonken heel doordacht, hoewel ze snel op de zijnen volgden.
‘Het is niet waar,’ zei hij. ‘Je houdt misschien van me, maar niemand mag iemand anders dwingen.’
Dat ene woordje – niemand – haalde haar woede weer omhoog. ‘Nou, ik lekker wel,’ zei ze bozig.
‘Natuurlijk mag je dat niet. Je bent niemand niet.’
Ze kreeg echt genoeg van hem. Hij leek perse, absoluut zijn gelijk te willen halen, maar zij was vastbesloten haar eigen mening vast te houden. ‘Als jij niet op een normale manier kunt praten, ga je maar weg.’
‘Alsof jij wel gewoon praat.’
Zijn eeuwige rust frustreerde haar. Ze wilde gewoon even ruzie maken, zonder dat hij zijn psychologische oorlogsvoering in de strijd zou gooien. Gillen zou opluchten, dit niet. ‘Alsjeblieft,’ zei ze. Het sloeg voor hem nergens op, maar zij bedoelde: “Ik geef je ruzie. Neem die dan ook aan.”
Niet dat hij dat doorhad.
Agressief draaide ze zich om en ze begon te ijsberen. Vier stappen van hem af, vier weer naar hem toe. Toen ze zich voor de zeshonderdste, of voor misschien wel de zesmiljoenste keer wilden omdraaien, hield hij haar tegen. ‘Je zoekt ruzie.’
Er knapte iets. ‘Ja, ik zoek ruzie, ja!’ gilde ze recht in zijn gezicht. ‘Ik zei dat je weg moest gaan, maar nee, meneer blijft hier natuurlijk weer, eigenwijs als hij is. Ga weg! Ik hoef je niet meer, rot op, ik háát je verdomme.’
In het vuur van haar woede zei ze onomkeerbare dingen.
-------------------------------------------------------------------------
Omdat ik mijn map-met-verhalen aan het ordenen was en omdat ik toen dit tegenkwam en omdat ik me herinner dat ik het ooit in een brief aan een vriendin geschreven heb om wat woede kwijt te raken. En omdat ik er, hoe verrassend, commentaar op wil hebben.
__________________
Veel lopen, langzaam water drinken.
Laatst gewijzigd op 01-03-2006 om 11:53.
|