Alsof het uitmaakt dat zee zout is en water zoet,
alsof het uitmaakt dat ik anders ben dan jij
Alsof…
het gister was. Een paar jaar verder, wijzer, onbekender, slimmer, mysterieuzer, ouder, vreemder zelfs misschien. Maar nog steeds die scherpe lijn van je kin naar je rechteroor en een neus die eruit springt als een peuter die voor ’t eerst op een trampoline staat. Alsof je nooit was weggeweest.
I
“Als ik water was, dan was jij zee. We lijken misschien wel hier en daar wat op elkaar, maar één als elkander zullen ammenooitniet wezen.”
Ik was bang dat je weg zou gaan en nooit meer terug zou komen. Ik was naïef en onwetend en ik wist niet wat liefde was, dus liep ik zo langzaam mogelijk en ik bleef zo lang mogelijk lachen om je grapjes – om je maar niet hoeven te zien vertrekken. Om er maar zeker van te zijn dat je er nog was, als ik opkeek of naar buiten kwam.
Stel hé, dacht ik toen, stel, hypothetisch gesteld, dat jij weg zou gaan en nooit meer terug zou komen. Wat voor overlevingskansen zou ik dan nog hebben? Hoe groot zou de kans zijn iemand te vinden die net zo perfect op mijn genensystemen aansloot als jij deed, met je interessantzijn-doenerij en al die uitspraken die je vooraf stiekem opzocht via internet? Juist, nul op nul. Geen op geen. Niets op niets. Ik wikte en woog en vroeg mij af: wat staat mij nou te doen? Treuzelen? Afscheid nemen en hopen op het beste (wat natuurlijk komen zou, vlak voor het moment dat hij -speciaal voor mij- weer terug zou komen en ik een keus moest maken tussen mijn verloren gewaande liefde en knul die mijn hart met pijn en moeite getracht te lijmen had - zoveel Amerikaanse films had ik nou ook wel weer gezien)? Een andere oplossing misschien?
II
DieEen andere oplossing kwam al snel. Ik was dan wel verliefd, gek was ik bij lange na nog niet. Ik zag in dat het geen zin had om te blijven treuzelen, dus verzamelde ik al de moed die ik in alle de spoedigheid maar vinden kon en verwijderde hier en daar een stofje laf dat nog in mijn broekzat zat. Ik stapte op hem af en voordat ik mijn bek opengetrokken had, en al die moed er met de eerste-de-beste ademzucht er reeds uitgeblazen was, besefte ik dat er iets miste. Scherpe lijn van kin naar oor, karakteristieke neus-en-smoel, je weet vast al waar ik op doel.
III
De liefde is geen ingewikkeld iets. Sommigen noemen het een chemische reactie. Anderen een eeuwig mysterieus werkende kracht. Ik prefereer de biologische benadering. Ik noem het een spel tussen zee en water, waarbij osmotische waarden zodanig moeten blijven verschillen dat er altijd turgor in het spel is.
Maar goed, zo ging het dus. En zo zal ik het me ook wel blijven herinneren. Dus, nu je hier zo voor me staat en praat en praat en praat, net zoals je vroeger dee’ met een of ander flauw citaat, ga ik je zoenen en je kussen van je kin tot aan je rechteroor, van je neus tot aan je pasgegroeide snor, tot het niet meer uitmaakt wanneer je weggaat omdat bij vertrek je terugkomst reeds al vaststaat.
Zo vind ik hem beter.
Verder mooi geschreven, als je dit op je vijftiende neerpent ligt er vast iets schitterends in het vooruitzicht.
__________________
That's what happens when you look, lady. Now you're a salt pillar, and all the deer are gonna lick ya.
|