Ik werd vanacht wakker en kon niet meer slapen dus besloot ik maar wat te schrijven. Dit was het, redelijk melodramatische, resultaat. Als iemand commentaar heeft zou ik het graag horen.
De laatste stille tocht
De stilte was duidelijk hoorbaar. Hij merkte namelijk het verschil met de wereld waar hij vandaan kwam, de wereld waar hij zo lang in stilte had geleefd. Dit was geen stilte zoals hij die in de natuur had gevonden; er waren geen vogels die al tjirpend hun territorium afbakenden, geen zoemende insecten zoals op een mooie zomeravond. De stilte werd alleen vergezeld door een koele bries die langzaam langs hem heen blies.
Denkend aan begin van zijn leven, toen hij nog zo jong en onvolwassen was geweest, kon hij nu weer een fractie van het geluk van toen proeven. Daarna was zijn leven geweest als oud huis met een grote mooie tuin eromheen. Een huis waar je meteen op slag verliefd op was, waarvoor je dan misschien wel elk dubbeltje moest omdraaien, maar waarvan je wist dat het het meer dan waard zou zijn. Maar het oude huis, zijn huis, had rotte fundamenten gehad. In het begin waren er alleen wat lekkages, die hij als amateur dakdekker had getracht te verhelpen. Zijn huis had echter de tand des tijds nooit aangekund, de muren waren gaan afbrokkelen en uiteindelijk was het dak ingestort. Schimmel had daarna alles bedekt, uitgehold, vernietigd. Al het levende was toen uit zijn huis verdwenen en was nooit meer teruggekomen.
De pijn was eenzaamheid geworden en eenzaamheid was apathie geworden. Nu hij terugkeek was hij daarna te vaak mensen uit de weg gegaan, juist de mensen die hem hadden willen helpen om zijn leven weer op te bouwen. Maar hij had het niet gewild, was in zijn bouwval gaan wonen, weerde op den duur zelfs alle mensen uit zijn tuin. Hij leefde daar in stilte.
In zijn laatste jaar was gaan beseffen dat hij te veel naar zijn sociale prestaties had gekeken om te zien hoe succesvol zijn leven was. Hij had nooit gekeken naar zichzelf, nooit naar zijn huis. Zijn enige prestatie wist hij uiteindelijk was dat besef. Nu hij nooit meer zou terugkeren voelde hij zich bevrijd. De koele bries blies langzaam langs hem heen en rook naar haar, de vrouw die hij de rug had toegekeerd, maar die nu op hem wachtte.
|