Citaat:
Als oefening voor het SE hebben we afgelopen les de volgende vraag opgekregen:
Neem 2,78 mL van een 65 massa% salpeterzuuroplossing en vul met water aan tot 1 liter. Deze oplossing heeft een pH. Hoeveel gram benzeencarbonzuur moet je oplossen in 1 liter water om een oplossing met dezelfde pH te krijgen?
Ik loop vast bij de berekening van [H3O+ (aq)], want die heb je nodig om de pH te berekenen. Die concentratie moet je met de zuurconstante berekenen, maar ik snap niet hoe dat moet. Bij zwakke en geen-zuren kun je die zo uit Binas halen, maar omdat HNO3 (aq) een sterk zuur is, is de zuurconstante >>1.
De zuurconstante is:
Kz = ( [H3O+ (aq)] x [NO3- (aq)] ) / [HNO3 (aq)]
Iemand help?
|
Er is gegeven dat we met een salpeterzuuroplossing van 65 massa% te maken hebben. Volgens tabel 43 van Binas (tabel 42 in de 4e druk) heeft zo'n salpeterzuuroplossing een molariteit van 14,29. In 1 liter van deze oplossing bevindt zich dus 14,29 mol salpeterzuur, dus 1 ml van deze oplossing bevat dan 1,429*10
-2 mol salpeterzuur, dus 2,78 ml van deze oplossing bevat dan 1,429*2,78*10
-2 mol salpeterzuur = 3,97*10
-2 mol salpeterzuur. We vullen met water aan tot 1 liter, dus 1 liter van de nieuwe oplossing bevat 3,97*10
-2 mol salpeterzuur. 1 mol salpeterzuur levert 1 mol H
3O
+, dus [H
3O
+]=3,97*10
-2 mol/l. Dit geeft een pH van 1,40.
Je wilt nu een benzeencarbonzuuroplossing maken die dezelfde pH-waarde heeft als de zojuist beschreven salpeterzuuroplossing. De molmassa van benzeencarbonzuur is 122,12 g/mol. Stel dat we x gram benzeencarbonzuur in 1 liter water oplossen, dan is de molariteit hiervan x/122,12. De zuurconstante van benzeencarbonzuur is 6,5*10
-5, dus pK
z=4,19, dus 4,19+log(122,12)-log(x)=2,80, dus log(x)=4,19-2,80+log(122,12), dus x=2672 g. Ik kom dus op dezelfde ordegrootte uit als jij, dus ik veronderstel dat er in de opstelling van de opgave ergens een fout moet zitten, hetzij in het aantal ml salpeterzuuroplossing van 65 massa%, hetzij in het massapercentage van de gegeven salpeterzuuroplossing.