Ik heb een paar vraagjes:
Bijvoorbeeld deze som:
Bij een loterij zijn 30 loten verkocht. Er zijn vier prijzen. Bart heeft drie loten gekocht.
Het winnen van minstens één prijs is voor Bart succes.
Bereken p.
Uitwerking (26) (4)
(3) x (0)
P = P(minstens 1 prijs)= 1-P(geen prijs)=1- __________
(30)
(3)
Hopelijk heb ik het een beetje duidelijk opgeschreven.
Maar mijn vragen zijn:
1. Wanneer gebruik je de somregel? Is dat alleen bij een binomiale verdeling? Dus als je maar twee keuzes hebt?
2. Wanneer gebruik je de complementregel?
3. Moet je altijd zo een som opschrijven, zoals hierboven?
4. En hoe zit dat met wat je achter de tweede P moet zetten? Als bijvoorbeeld de eerste P (geen prijs) of P ( hoogstens 3 prijs) is?
Misschien zijn het een beetje domme vragen, maar ik vind het heel lastig