Advertentie | |
|
![]() |
|
Bij a doe je het volgende: stel z=t en los het stelsel op voor x en y. Je vindt dan x en y, uitgedrukt in t, en daarmee heb je dus ook meteen een vectorvoorstelling voor de snijlijn van beide vlakken gevonden.
Bij b moet je delen door het product van de lengten van de normaalvectoren. Jij hebt echter door de som gedeeld, en dat verklaart waarom jouw antwoord bij b niet kan kloppen.
__________________
"Mathematics is a gigantic intellectual construction, very difficult, if not impossible, to view in its entirety." Armand Borel
|
![]() |
||
Citaat:
x+y=3-t 3*x+2*y=6-t. Uit de eerste vergelijking volgt: y=-x+3-t. Invullen in de tweede vergelijking geeft: 3*x+2(-x+3-t)=6-t, dus 3*x-2*x+6-2*t=6-t, dus x=t en y=-t+3-t=3-2*t. Je krijgt dus hetzelfde antwoord dat jij ook gaf, maar omdat x (evenals y en z) al als variabele in de vergelijkingen van de vlakken voorkomt is het verstandiger om voor je parameter een andere letter te kiezen, vandaar dus mijn keuze z=t. Het is overigens gebruikelijk om bij de vectorvoorstellingen van lijnen en vlakken eerst de steunvector te noemen en daarna pas de richtingsvector(en) met de bijbehorende parameter(s).
__________________
"Mathematics is a gigantic intellectual construction, very difficult, if not impossible, to view in its entirety." Armand Borel
|
![]() |
|
|