Denk eens aan wat de formule van pyhagoras zegt, en probeer je eens in te denken waar dat voorkomt in je opstelling. Als eerste tip: je gaat moeten meten hoe veel het draadje doorbuigt, en in de vorm van het doorbuigen, zou je een driehoek kunnen zien.
Je hebt verder de thermische uitzettingscoefficiënt nodig; als je dan enkele keren meet hoe ver je draadje doorbuigt, kan je een schatting maken van de temperatuur. Bij het doorsmelten van het draadje, krijg je tenslotte twee draadjes, waarvan je de lengte moet optellen. Het probleem daar is dat door het gewichtje eraan te hangen, je extra aan het draadje trekt, en de uitzetting niet volledig thermisch is (plus dat je extra druk uitoefent op het materiaal, wat ook invloed heeft op stollen en smelten). De lengte van de twee halve draadjes gaat bovendien ietsje korter zijn dat wat je met het gewichtje eraan zou meten: bij het smelten, ontspant het draadje en krimpt het weer een beetje. Een heel extreem voorbeeld daarvan zou zijn als je dit experiment herhaalt met een springveer (of slinky), in het midden een gewichtje aanhangt en dan doorknipt; de stukjes gaan korter worden als het gewicht eraf gevallen is. Bij je draadje gaat dat effect gelukkig niet zo uitgesproken zijn als voor zo'n springveer.
__________________
vaknar staden långsamt och jag är full igen (Kent - Columbus)
|