Zelf heb ik dit hieronder al. Ik heb nog nooit een gedicht geanalyseerd en ik krijg er een punt voor, dus misschien kunnen jullie idd aangeven wat klopt of niet, en wat ik gemist heb.
Dit gedicht is geschreven door Pem Sluijter, en beschrijft eigenlijk simpelweg wat ze op een foto ziet. In de eerste strofe maakt ze een tegenstelling, die van een geklede man met een hoed op naast een naakt beeld dat getooid is met een lauwerenkrans. Dit schetst een beeld van hoe de situatie op dat mom ent is, het zorgt ervoor dat je je hier een voorstelling van kunt maken. De regel ‘op schoot een open boek’ voegt daar nog iets aan toe, maar het is op dat moment nog niet helemaal duidelijk waarom de dichteres het belangrijk vindt dit erbij te vermelden.
In de derde strofe wordt dit helder, hierin komt naar voren dat de man aan het lezen was (een open boek op schoot), maar dat hij zijn blik ‘van woorden heeft losgemaakt’.
De volgende regels wekken de indruk dat de man oude herinneringen opnieuw beleefd, en daarom bescheiden moet lachen (‘en smalle bijna opgeborgen lach’).
Tot nu toe is het woord foto nog niet gebruikt en is er nog niets geschreven waaruit je zou kunnen halen dat het hier om een foto gaat, en niet gewoon iets wat de schrijfster ziet in het voorbijgaan.
Uit de vierde strofe haal ik dat de zon op de man schijnt, en in deze regels wordt min of meer duidelijk dat het om een man op een foto gaat: het ogenblik is scherp vastgelegd.
De laatste strofe laat een beetje zien hoe de dichteres over een foto denkt. De man is zijn eigen beeld geworden, hij bestaat niet meer daadwerkelijk op dat moment, hij is voor eeuwig vastgelegd op een foto, en is zo, net zoals het beeld waar hij naast zat, ook een beeld geworden. Beeld in de zin van levenloos en van steen, en beeld in de zin van een foto.
Werkelijkheid en schaduw bestaan tegelijk; de werkelijkheid op dat moment, maar de schaduw vastgelegd voor altijd. Deze werkelijkheid en schaduw zijn, nu ze vastgelegd zijn op een foto, gedoemd tot een eindeloos bestaan zonder bewegen, iets wat de dichteres omschrijft als ‘versteende tussentijd’. Een prachtige manier om zo een vastgelegd moment te omschrijven.
|