Ik zal helemaal bij het begin beginnen:
DNA is de blauwdruk van jouw lichaam. Het bepaald hoe je er uit ziet, hoe je lichaam moet functioneren, wat je lichaam moet aanmaken enzovoort. Een gen is een stukje DNA wat codeert voor 1 bepaald stuke informatie. Bijvoorbeeld, er is een gen wat codeert voor het kleur van jouw ogen. Als er verschillende typen van dit gen bestaat (variatie) dan noem je dit gen een allele, maar ze zijn dus praktisch hetzelfde.
Bij overerfing bepalen variaties in allelen en combinaties van allelen ervoor dat ieder mens uniek is. Om het principe van overerfing te snappen kan je het best weer bij het begin beginnen:
1. Allelen kunnen autosomaal of geslachtsgebonden overerfen. Autosomaal betekent dat het gen zich bevind op chromosoom 1-22. Dit betekent dus dat het allele NIET op een X of Y chronosoom bevind. Geslachtsgebonden betekent dat het chromosoom juist WEL op een geslachtschromosoom bevindt (X of Y). Bijna altijd is dit het X chromosoom omdat het Y chromosoom veel korter is dat de X.
2. Allelen kunnen dominant of recessief overerfen. Dominante allelen zijn allelen die altijd tot expressie zullen komen. Als je dus 2 verschillende typen allelen hebt voor 1 karakteristiek (zoals oogkleur) dan zal de dominante allele bepalen welke kleur jouw ogen worden. Een recessief allele is dus een gen die niet sterk genoeg is om een karakteristiek tot expressie te brengen als hij op zichzelf voorkomt, hij heeft dus een andere allele nodig van hetzelfde type om zich als het ware 'te helpen'.
3. Als laatste moet je onderscheid kunnen maken tussen homozygoot en heterozygoot. Homozygoot betekent dat een persoon 1 paar heeft van precies dezelfde allelen, dus bijvoorbeeld twee allelen die coderen voor groene ogen. Om even terug te komen op punt 2: een recessieve allele kan dus alleen tot expressie komen als de persoon HOMOZYGOOT is voor het recessieve gen. Heterozygoot betekent dat een persoon 2 verschillende typen allelen heeft (bijvoorbeeld 1 gen voor blauwe ogen en 1 gen voor groene ogen). In dit geval is het dus de vraag welke van de twee genen sterker is (dominant) om te bepalen welk karakteristiek je ontwikkeld.
Van het bovenstaande kan je dus verschillende kruistabellen maken:
Stel: Een vrouw met groene ogen (groen is meestal recessief dus de vrouw is homozygoot voor groene ogen) wil een kind krijgen met een man met bruine ogen (bruin is een dominante allel, de man kan dus heterozygoot of homozygoot zijn voor het bruine allel). Wat is de kans dat hun kind ook groene ogen heeft?
Heterozygoot autosomaal dominant man + homozygoot autosomaal recessief vrouw:
Genotype man: Bb (waarbij B = bruine ogen (dominant) en b = groene ogen (recessief))
Genotype vrouw: bb
Kruistabel: B b
b Bb bb
b Bb bb
Percentages: 50% van kinderen krijgt genotype Bb (bruine ogen omdat bruin dominant is) en 50% krijgt genotype bb (groene ogen). Er is 0% kans dat het kind homozygoot wordt voor bruine ogen omdat de vrouw geen bruin allel heeft.
Homozygoot autosomaal dominant man + homozygoot autosomaal recessief vrouw:
Genotype man: BB
Genotype vrouw: bb
Kruistabel: B B
b Bb Bb
b Bb Bb
Percentages: 100% van de kinderen hebben genotype Bb, dus ze zullen allemaal bruine ogen hebben (omdat bruin dominant is en de man zal sowieso een bruine allel doorgeven.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Als het gaat om geslachtsgebonden overerfing dat liggen de percentages anders omdat het allel alleen maar op het X chromosoom kan voorkomen. Vrouwen hebben genotype XX en mannen hebben genotype XY. Omdat mannen alleen maar 1 X chromosoom hebben zal het allel op deze chromosoom ALTIJD tot expressie komen, ook als deze recessief is.
Stel: Een man is kleurenblind (geslachtsgebonden recessief) en zijn vrouw is niet kleurenblind (kan nog wel drager zijn).
Genotype man: xY (x= recessief allel op x chromosoom, X = dominant (normaal) allel)
Genotype vrouw: XX of Xx (in het ene geval homozygoot voor normale gen, in andere geval heterozygoot (drager))
Er zijn 2 kruistabellen mogelijk:
x Y x Y
X Xx XY X Xx XY
X Xx XY x xx xY
In het eerste geval: Alle dochters zijn dragers (Xx) maar zullen niet kleuren blind zijn. Alle zonen hebben normale genen (XY) en zijn dus geen drager van het kleurenblindheidsgen. Er is in totaal dus 0% kans dat het kind kleurenblind is.
In het tweede geval: 50% van dochters is drager (Xx), 50% dochters is kleurenblind (xx), 50% zonen mankeert niets (XY) en 50% zonen is kleurenblind. In totaal zijn dus 50% van kinderen kleurenblind. Het komt er dus op neer dan mannen nooit drager kunnen zijn (ze zijn of gezond of ze zijn kleurenblind).
Als je dit bovenstaande snapt dan kan je ook gaan afleiden van stambomen of het nou een recessieve of dominante overerfing betreft en of deze autosomaal of X-gebonden is. Een aantal regels:
Bij X-gebonden recessief: Bijna altijd mannen aangedaan, vrouwen zijn drager.
Bij autosomaal dominant: vaak 50% of meer van kinderen van eerste generatie heeft ziekte
Bij autosomaal recessief: 100% kinderen wordt drager. Ziektes worden vaak 1 of meer generaties overgeslagen
Het makkelijkst wat je kan doen is om bij stamboom onderzoek alle opties in een kruistabel op te schrijven om te kijken welke percentages kloppen met de uitkomst van de stamboom.
Ik hoop dat het nu wat begrijpbaarder is geworden.
xxx
Hey mensen,
luister, ik heb nogal problemen met Biologie de laatste tijd. Ik snap niet zo goed hoe je kan zien in een stamboom wie in de ene geval reccesief(ofzo) is en wie dominant is. Verder snap ik het helemaal niet goed. Zo raak ik ook in de war tussen genen en allelen (ik ben geen bioloog), en begrijp niet wat je moet doen met zo'n kruisingsschema. Wat is nou monogeen?
Als iemand dit kan uitleggen, heeft diegene mijn grootste dank!
MVG, J
|