Lichtbreking vindt plaats als licht van een medium (glas) naar een ander medium (lucht) gaat. De hoek waarmee de lichtstraal op het oppervlakte valt is anders dan de hoek waarmee de lichtstraal van het oppervlakte weggaat. Tenzij de lichtstraal loodrecht op het oppervlakte valt, in dat geval blijft de lichtstraal gewoon rechtdoor gaan.
Als je bij de halve schijf op het centrum schijnt, dan zal je lichtstraal daarna dus met een andere hoek weer van het centrum weggaan. Echter in een cirkel staat de buitenrand altijd loodrecht op de lijn centrum->rand. Hoe de lichtstraal dan ook weggaat, hij staat altijd loodrecht op de rand en wordt daarom ook niet afgebogen.
Het werkt overigens ook de andere kant op: als je loodrecht op het gekromde oppervlakte schijnt, gaat de lichtstraal altijd door het centrum eruit.
Het is handig voor jou, omdat je nu nog maar de breking bij 1 oppervlakte hoeft te bepalen, bij de andere oppervlakte gaat de straal immers gewoon rechtdoor. Daarnaast vindt bij breking ook altijd reflectie plaats (wat je ook goed op het plaatje ziet). Dit is meestal licht wat je verliest. Doordat er bij de andere oppervlakte geen breking is, is er ook geen reflectie.