Er geldt: v = 18 km/h = 5 m/s. Als d de diameter in meter is en n het aantal omwentelingen per minuut, dan geldt:

, dus 60v = πdn. Invullen van v = 5 m/s en d = 0,6 m geeft het gevraagde aantal omwentelingen per minuut n.
Gaat het bij de tweede vraag om een beginsnelheid van 9,8 m/s of om een versnelling van 9,8 m/s² bij een beginsnelheid van 0 m/s? In het tweede geval kun je gebruik maken van de formules s(t) = ½gt² en v(t) = gt, waarbij g de valversnelling, s(t) de afstand na t seconden en v(t) de snelheid na t seconden voorstelt.
__________________
"Mathematics is a gigantic intellectual construction, very difficult, if not impossible, to view in its entirety." Armand Borel