Ik zit in 5 Atheneum trouwens.
Ik snap iets niet....
Gegeven:
De eerste protolysestap van oxaalzuur heeft de vergelijking
H2C2O4 (aq) + H2O (l) <=> H3O+ (aq) + HC2O4– (aq)
Wanneer oxaalzuur in water wordt opgelost, wordt de pH uitsluitend bepaald door de eerste protolysestap. De tweede protolysestap van oxaalzuur is verwaarloosbaar.
DE VRAAG: Bereken de pH van een 0,0030 M oplossing van oxaalzuur in water.
Oxaalzuur is H2C2O4
De Kz is 5,9 . 10–2
Dus dit is er in ieder geval:
K=[H3O+] * [HC2O4–] / [H2C2O4]
HIERNA SNAP IK HET NIET MEER
Wat dus wordt:
K=x * ??? / 5,9 . 10–2
x moet je dan krijgen in mol en dan kun je de pH met log berekenen en dat weet ik wel
x moet uit eindelijk worden 2,86 . 10–3
Antwoord uit het antwoord model:
Juist is het antwoord pH = 2,54 (2 decimalen, vanwege 2 sign. in [H3O+])
• opstellen evenwichtsvoorwaarde eerste protolysestap mét juiste waarde
van Kz (volgens Binastabel 49 bedraagt deze 5,9 . 10–2) 1p
• juist invullen van evenwichtsvoorwaarde, bijvoorbeeld met [H3O+] als x 1p
• oplossen van onbekende uit de resulterende 2e-graadsvergelijking
(verwaarlozen onbekende in noemer mag hier niet;
juist is x = [H3O+] = 2,86 . 10–3) 1p
• berekenen pH uit [H3O+] (via –log) 1p
|