en blok 4:
vertelsituaties: ik, personale-, alwetende-,meervoudige- vertelsuatie
stijlfiguren: antihese, paradox, hyperbool, woordspeling
benoemen van bijzinnen: onderwerps-, lv-, gezegde-, voorzetselvoorwrp-,bijwoordelijke bij- zin
argumenten: objectieve/zakelijke, subjectief/persoonlijk: moreel, evaring, emotioneel, tegen argumenten, redeneren
samenvatten: hoofdzaken, beknopt weergeven, representatief voor oorspronkelijke tekst
leestekens gebruiken: tussen twee mededelingen die nauw verband houden, plaats je een puntkomma
discussie: meningvoormende-, probleemoplossende- discussie, fases, aandachts punten
werkwoordsvormen: regel 1,2,3 apostrof regels: 1,2,3,4,5
|